No. 13 VRIJDAG 13 JUNI 1930 253 Maar toen hij terugging kwamen ze.... gen darmen en hielden hem vastAh, m'sieur Hij hief wanhopig de handen ten hemel, alsof hij hem tot getuige wilde roepen. „Men hield hem vast, m'sieur, maar hij worstelde om vrij te komenzijn hart was bij Zorah en bij de smarten die zij leedVajósk was sterk.... kracht en hoop van den stamhij vluchtte toen viel er 'n schot.... Ja, m'sieur, Vajösk dood...." eindigde hij smartelijk. „En Zorah?" vroeg ik huiverend. ..Daar!" wees hij op den wagen. „Daar, met jonge Vajösk, m'sieur." Zorah was dus moeder geworden. Op mijn vraag of ik haar even mocht begroeten, knikte hij toestemmend en op den wagen toetredend, klopte ik op de deur. 'n Zangerige stem gaf ant woord en de deur openduwend trad ik binnen, 'k Zag haar zitten op een stoel, Zorah, met haar zoon op haar schoot, den toekomstigen koning van den stam. Zij leek wat forscher en wilder geworden, maar het meest trof me de verandering van de uitdrukking in haar oogen. Er lag iets in van een opgejaagd dier, vol kwellende onrust en smart, waardoor haar gelaat iets lijdends verkregen had. Zeker 'n halve minuut bleven we elkander sprake loos aanstaren, toen lichtte er iets in haar oogen en 'n trek van blijde herkenning verhelderde even haar gelaat. Met 'n zachten kreet richtte zij zich op en reikte me haar smalle hand toe. „M'sieur Ollandezeriep ze verrast. Stom knikte ik haar toe en alsof" zij mijn ont roering begreep en me wilde helpen er over heen te komen, hield ze me haar jongen voor. Zij zin speelde zelfs niet op Vajösk of op de smarten die zijn dood haar berokkend had, ze duidde alleen op de vreugde en het geluk, dat met de komst van den kleinen jongen in haar hart ge boren was. Teeder liefkoozend en toch met 'n zekeren plechtigen ernst, legde zij haar hand op het hoofd van den kleine en 'n glans van verrukking kwam in haar oogen, toen het kleine mondje tot 'n krampachtigen glimlach vertrok. Voorzichtig streelde ik even de wangen van het kind en die liefkoozing scheen haar te verheugen. „Ah, m'sieur, kleine Vajösk mooi.... schoon... kleine Vajösk Zorah's koning.... Nu kleine Vajösk Basck van Zorah's hart, later, groot Basck van den stam," stamelde zij verrukt en teeder drukte zij het kl-.yd tegen zich aan. Ik begreep, dat ze haar smart en wanhoop in mijn bijzijn het zwijgen wilde opleggen, door uitsluitend over het kind te spreken en alsof de tragiek van haar jonge leven aan me voorbijging, begon ik over onverschillige dingen te spreken. Toch keerden onze gedachten telkens weer terug UIT DE LAGUNF.NSTAD - Een der schilderachtigste kanaalstraten, de Rio del Pestrin S. Giovanni a Paolo. „Doofstom?" deinsde ik terug. „Kleine Vajósk doofstom „Doofstom, m'sieur," bevestigde hij, „genees meester heeft gezegd. Zorah weet niethoeft niet weten, nu niet.... later. Nu niet, Vajösk dood, kleine Vajösk doofstom.... neen, nu niet. Arme koning, m'sieur, Zorah's koning...." En met 'n dof gekreun steunde de Basck, die het koningschap van zijn geslacht ten gronde zag gaan, het hoofd met de handen. Zorah's koning heeft zijn kroning niet mogen beleven. Met de Paaschdagen in een klein dorpje boven den Moerdijk vertpevend, waar ik wist dat de Zigeuners een kamp hadden opgeslagen en waar ik hoopte den ouden Basck en Zorah nog eens weer te zien, vernam ik dat zij vertrokken waren, teruggekeerd naar de Hongaarsche pusta, het eenige oord, waar de opgejaagde nomaden rustig en in vrede kunnen leven. Opmerkzaam gemaakt door een ouden veld wachter van het dorp, die me op koddige wijze verhaalde van de gekke manier, waarop die vreemde schooiers en dieven 'n klein kind hadden begraven, richtte ik mijn schreden naar het kleine dorpskerkhof, waar mijn angstig vermoeden weldra bewaarheid werd. Ik vond 'n klein graf, gedekt door een marmeren zerkje, waarin met gulden letters in de Hongaarsche taal de volgende woorden gebeiteld waren „Hier rust Vajösk, Zorah's koning, van den stam der Tziganen-Aascjödos. Hij ruste in vrede". Het kleine graf zal niet, als zoovele andere graven, verwaarloosd of vergeten worden, 'want voor zij heenging om de vogels en de bloemen van de pusta deelgenooten te maken van haar groote leed, voor zij heenging om bij de kamp vuren in de steppe haar klaagzangen en dooden- liederen te zingen, heeft Zorah aan den burge meester van het dorpje het geld^ter hand gesteld, dat zij voor haar kleine Vajösk had bestemd. En daarvan zullen de rozenstruiken worden onderhouden, die deze laatste rustplaats zullen maken tot een geurige rosary voor Zorah's kleinen koning UIT DE LAGUNENSTAD Hel prachtige paleis Cavalli en de Verlossingskerk ddmineeren dil gedeelte van het Canal Grande. naar dat drama aan de grens, waar met één ongeluk kig schot Zorah's geluk en de toe komstige glorie van den stam vernie tigd was. Eindelijk maak te ik een bewe ging om den wa gen te verlaten, toen Zorah haar jongen in 'n soort kribbe legde en mij weerhield met de woorden„Dansen, m'sieur? Dansen, voor kleine Va jösk Ontkennend schudde ik het hoofd, ik kon de gedachte niet ver dragen, dat zij haar smart en haar moederschap ont wijden zou, om 'n vreemdeling voor 'n oogen blik te ver- poozen terwille van een gift. 'k Legde aarzelend en met iets als schaamte eenige geldstukken op de kleine tafel. „Voor kleinen Vajösk, Zorah," zei ik haperend. Met 'n dankba ren blik keek ze me aan, toen klapte ze in haar handen, haar gewone uiting van blijdschap en dankbaar heid. Ze liep op een kist toe en nam er een bus uit, die zij me rammelend voorhield. „Voor kleinen Vajösk, m'sieur, voor Zorah's ko ning Als hij groot is, m'sieur, de jonge koning..." Met een hartelijken handdruk nam ik afscheid van Zorah en den wagen van den ouden Vajösk passeerend, klopte ik bij hem aan en bood hem een paar sigaren aan. ,,'n Flinke jongen, kleine Vajösk...." prees ik luidruchtig, om den ouden man wat op te beuren. Hij keek me met zijn donkere oogen aan alsof hij in mijn ziel wilde lezen. Toen schudde hij het hoofd en fluisterde smartelijk „Doofstom m'sieur

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 13