No. 13
VRIJDAG 13 JUNI 1930
247
kwelde zichzelf met de vraag, of ze den moed zou
hebben om haar leven te wagen, als ze zag, dat er
een kind op de spoorbaan speelde.
Zóó ongeveer voelde ik mij nu ook. Ik was nu
stevig bij de zaak betrokken, en tobde steeds over
één gedachte. Als ik eens ontdekte, dat Wardrop
schuldig was, maar onder zeer verzachtende om
standigheden wat moest ik dan doen De waar
heid uitbrengen, hem naar de gevangenis of het
schavot laten brengen, en Margery's hart breken
Of de waarheid verhelen, haar met hem laten trou
wen, en trachten te vergeten, dat ik ooit iets met
het rampzalige geval te maken had gehad
Ten laatste besloot ik, mijn denkbeeldigen trein
te doen stoppen. Bewijs, dat Wardrop onschuldig is,
redeneerde ik tot mijzelf, dring tot het diepste van
de zaak door, en dan laat het dan man tegen
man zijn. Eerlijke strijd, geen gunsten. Ik geloof,
dat ik, romantisch gesproken, Margery's engage-
mentsring als een onoverkomelijken slagboom
had moeten beschouwen. Maar het was geen roman
ik vocht voor mijn levensgeluk en wat den ring
betreft ik ben van meening, dat een man, die
een vrouw waarachtig liefheeft, en denkt, dat hij
haar gelukkig kan maken, haar dit zeggen zal, al
zat ze ook tot de toppen van haar vingers vol met
engagementsringen. Gevaarlijke theorie Wel, het
is geen propaganda-brochure, die ik aan 't schrijven
ben.
De Dinsdag vond ons allen weer normaler.
Mevrouw Butler had wat geslapen, en gedoogde
minzaam, dat haar thee en toast op bed gebracht
werden. De jongens waren in de kinderkamer
geborgen, na een kwartiertje dolle jacht door het
huis. Margery ging met mij de hall door, toen ik
naar mijn kantoor wou gaan.
„U hebt zeker niets nieuws ontdekt?" vroeg ze
zacht, met een blik naar Edith, die aan de telefoon
met den kruidenier stond te kibbelen over soep
blokjes en stijfsel.
„Niet veel," zei ik ontwijkend, „in ieder geval niet
veel belangrijks. Margery, je gaat toch zeker niet
terug naar Monmouth Avenue, wel
„Voórloopig zeker niet ik geloof niet, dat ik
zou kunnen. Ik denk, dat het huis later maar ver
kocht moet worden, maar nu nog niet. Ik zal eerst
maar naar tante Letitia gaan."
„Da's goed," zei ik. „Laten we dan vanmiddag
een wandeling door het park maken. Ik sta er op
je hèbt wat verzet noodig, en ik moet.met je
spreken," besloot ik onhandig.
Tpen zij had toegestemd, ging ik naar 't kantoor.
Het was kort na negenen, maar tot mijn verbazing
zat Burton al op me te wachten. Hij had kennis
gemaakt met miss Grant, de typiste, en dat buiten
gewoon koude persoontje bleek gesmolten te zijn
door de warmte van zijn roode haar en zijn glim
lach. Toen ik binnenkwam, was ze juist bezig hem
te vertellen, dat haar zuster's baby den kinkhoest
had.
,,lk wou dat ik ook in de rechten gestudeerd
had," smaalde hij. „Waarom zou een man, die het
eenmaal tot advocaat gebracht heeft, zich druk
maken Ik mag wei zoo'n lijntje van tien tot vier
uur." 'ij,
Toen wij binnen mijn privé-kantoor waren, af
gesloten van miss Grant en den kinkhoest, was hij
aanstonds ernstig.
„Nu," zei hij, op de verwarming zittend en met
zijn beenen zwaaiend, „ik geloof, dat we Wardrop
in ieder geval voor' diefstal te pakken hebben."
„Diefstal?" vroeg ik.
„Nou, verduistering dan, als dat wettelijk juister
is uitgedrukt. Ik heb uitgevischt, waar hij de parels
verkocht heeft in Plattsburg, bij een juwelier,
die luistert naar den weisprekenden naam Cash-
dollar."
„Maar dan," besloot ik, „kunnen we een stapje
verder gaan -als hij de parels heeft gepakt
en verkocht, dan heeft hij ook het geld uit die
Russisch-leeren tasch gehaald."
Burton liet zijn voeten rhytmisch tegen de
buizen bengelen.
„Daar ben ik nog zoo zeker niet van," zei hij
kalm.
Als hij redenen had voor dien twijfel, wou hij die
toch niet noemen. Ik vertelde "hem, op mijn beurt,
van Carter's vertrek met de hulp der politie, en hij
lachte. „Dat is nogal veel drukte voor een zelf
moord," merkte hij op. Toen ik hem mijn verhaal
van het postkantoor deed, groeide zijn belang
stelling.
„De oude dame weet er meer van," hield hij vol.
„Vooreerst is het mogelijk, dat zij Fleming geld
geleend heeft. En wie weet, waren die gestolen
honderdduizend dollars wel van haar 1"
Ik geloof niet, dat ze ooit in haar leven over
één dollar vrij heeft kunnen beschikken."
„We kunnen maar één ding doen," zei Burton
beslist, „en dat ismiss Jane opzoeken. Als ze nog
leeft, kan ze iets vértellen. Daar wil ik mijn vulpen
onder verwedden en dat is mijn dierbaarst
bezit op aarde, na mijn moeder. Als miss Jane
dood is dan heeft iemand haar vermoord, en
dan is het tijd, dat het aan 't licht komt."
„Dat is makkelijk gezegd miss Jane opzoeken."
„En het is makkelijk gedaan ook," riep hij uit.
„Maak er lawaai over steek vuurpijlen
at zet een halve kolom in iedere krant van de
'k Had in de jongste hitte-golf
Nog zoomei energie,
Dat k mor één mensch nog hebben kon
Een warme sympathie.
Em dat gold niet den heelen piet,
Die met zijn blooten kop,
Tn Shillerhemd en witte broek
Nog schelden durfde op
De hitte, die noor 't merischenras
Zoo ongezond en schaad'lijk was.
Die sympathie gold evenmin
Die springert van een meid,
Die, als 't maar even warmer wordt.
Zich in de zee vermeit
Die in de zon, met haar japon
Zm lurljfig, los en licht,
Maar uren achtereen in 't zand
Van strand of heide ligt,
Omdat zm zongebruind te gaan
Wel heel erg int'ressant zal staan.
Mijn sympathie was niet mor hen
Maar voor dien strengen man.
Die in de heetste hitte nog
Met zwarte pandjas an.
Met hoogehoed en linnengoed
Zóó stijf en zóó gekleed,
Zóó statiglijk en onberoerd
Door zonn'ge straten schreed.
Dat 'k in mijn ligstoel stond versteld.
Van zm 'n geharden hitte-held.
M. v. W.
stad of nog beter, vertel de geschiedenis aan de
reporters en laat die haar opzoeken. Ik zou 't
zelf doen, als ik niet vastzat aan die Fleming-
geschiedenis. Beschrijf haar hoe ze liep, wat ze
graag lustte, wat ze droeg in dit geval wat ze
niet droeg. Jog, ik wou, dat ik dat baantje had 1
Binnen acht-en-veertig uur zou ze op honderd
verschillende plaatsen gezien zijn, en één daarvan
zou raak zijn. Het wordt maar een kwestie van uit
zoeken verondersteld, dat ze nog leeft."
Ondanks zijn luchtigen toon voelde ik, dat hij 't
meende, en ik voelde ook, dat hij gelijk had. De
publiciteit liet ik aan hem over, en ik stuurde dien
morgen iemand naar Bellwood om miss Letitia
te verzoeken, niets te zeggen en de reporters naar
mij te verwijzen. Ze belegerden me toch al, sinds ik
in de zaak Fleming betrokken was, dus een paar
meer maakte geen verschil.
Burton pakte de zaak geducht aan. De één-uur
editie van een middagkrant bevatte een kort en
levendig gekleurd verhaal van miss Jane's ver
dwijning. De avond-edities stonden er vol van, en
al waren ze wat vaag over de wijze, waarop ze
vertrokken was, de duidelijkheid van persoons
beschrijving liet niets te wenschen over.
Om te ontsnappen aan de dreigende overstroo
ming van verslaggevers der ochtendbladen, ging ik
vroeg wég van 't kantoor, en om vier uur stapten
Margery en ik uit een taxi het park in. Zij had een
korte zwarte voile voor gehad, maar toen we buiten
het bereik der nieuwsgierige menigte waren, sloeg
ze die op. Het verheugde mij te zien, dat ze niet
meer zoo onwezenlijk keek als de laatste drie dagen.
„Houd je schouders goed achteruit," wees Tk
haar, toen we een stillen weg bereikt hadden, „en
haal diep adem. Probeer eens onafgebroken in te
ademen, terwijl ik tot tien tel."
Ze was heel gezeglijk buitengewoon voor
haar doen, vond ik. We liepen bijna een half uur
door bijna zonder spreken. Ik voor mij was voldaan,
alleen al door haar bijzijn, en de pure vreugde
der lichaamsbeweging na het gedwongen huis
arrest maakte haar stil. Toen ze wat moe scheen te
worden, zocht ik een bank, en we gingen zitten.
De bank was versch geschilderd, en hoewel ze
droog genoeg leek, spreidde ik mijn zakdoek uit
om haar daarop te laten zitten. Toen noemde ze
me schertsend „trouwen ridder" en om dit een
voudige grapje lachten we als een paar kinderen.
Ik had als voorwaarde gesteld, dat, voor dezen
eenen keer, haars vaders dood en al haar kcynmer-
nissen uit het gesprek verbannen zouden blijven,
en we hielden ons daaraan nauwgezet. Een rood
borstje op het pad was ijverig bezig een worm uit
te graven hij had 'n langen te pakken, en het was
al wat hij vinden kon. Hij nam het bereikbare
eind in zijn bek en hipte achteruit met de vast
beradenheid van iemand, die beslist,dat het dan
maar gaan moet, zooals het kan. De worm rekte
tot een dunnere, roode lijn, maar brak niet en gaf
zich niet over.
„Wat wreed I" zei Margery. „Ik vind het een
afschuwelijk gezicht."
„Dat roodborstje strijdt voor zijn kroost,"
herinnerde ik haar. „Hij doet precies hetzelfde als
Fred, die in zijn werk voor de tijdschriften de
Engelsche taal verdraait en uittrekt en vervormt en
verslapt, om aan brood en roomijs en zuurtjes te
komen voor zijn twee bloedjes van jongens."
Zij had haar handschoenen uitgetrokken en
hield de handen losjes gevouwen in haar schoot.
„Ik wou dat ik ook voor iemand te zorgen had,"
zei ze peinzend. „Het is een verschrikkelijk gevoel,
dat het er voor niemand iets op aankomt ten
minste niet ernstig of je bestaat of niet. Dat nu
al mijn verantwoordelijkheid opeens weggenomen
is, dat ik maar zoo ronddrijf alsals ik nu doe
o, het is vreeselijk."
„Je had beloofd verstandig te zijn," herinnerde
ik haar.
„Ik heb niet beloofd vroolijk te zijn," gaf ze ten
antwoord. „Buiten mijn vader was er maar één
mensch op de wereld, die om me gaf, en ik weet niet
waar ze is. Arme tante Jane 1"
De zon scheen op den ring aan haar engagements
vinger, en ze bloosde plotseling, toen ze er mij naar
zag kijken. We bleven nog een poos zwijgend zitten.
De lange Mei-middag ging eindigen. De wegen
werden voller, lange rijen van haastige menschen,
die na hun dag op kantoor of fabriek hun huis
zochten.
Eindelijk stond Margery op en knoopte haar
mantel dicht. Toen stak ze mij impulsief de hand
toe.
„U bent meer dan vriendelijk voor me geweest,"
zei ze vlug. „U hebt me in u'w huis gebracht, en u
hebt me door deze vreeselijke dagen heen geholpen
en ik zal het nooit vergeten nooit 1"
„Ik heb niets verdienstelijks gedaan," antwoord
de ik, op haar neerziend. „Ik kon eenvoudig niet
anders. U kwam in mijn leven toen u in mijn kan
toor kwam is dat heusch pas een week geleden
Er zullen kwade dagen komen, denk ik, maar op
dit oogenblik doet het er allemaal niets toe
nu bent u u en ik ik."
Zij sloeg vlug haar voile neer en we gingen terug
naar de auto. De prozaïsche wereld omving ons
weer. Er was een zware lucht van restaurants
keukens in de atmosfeermenschen woelden en
drongen achter dns. Voor mij was er niets dan
schaduw de echte wereld was een meisje in den
rouw en ikzelf, en het meisje droeg een verlovings
ring, dien ze niet van mij had.
Wordt voortgezet)