door E. Everett Green
654 VRIJDAG 31 OCTOBER 1930 No. 33
De Bronzen Man
Smeekend keek ze Marcia aan. Glimlachend
antwoordde die
„Graag, als mijn man en'je vader 't goed
vinden."
„Ik ben haar vader niet ik ben haar oom,"
zei Percival, 't kind nog steeds tegen zich aan
drukkend „maar ze is nu van mij, nietwaar
Schatje
Het kind sloeg haar armpjes om zijn hals, haar
gezichtje drukte ze dicht tegen 't zijne. Klaar
blijkelijk verlangde ze niets liever dan bij hem
te hooren. Misschien herinnerde ze zich haar eigen
vader niet.
,,'t Hindert niet, hoe hij zich noemt," zei ze tot
Marcia, „ik noem hem Liefste."
Op dat moment kondigden voetstappen aan,
dat de bediende terugkwam met den dokter,
dien Marcia van gezicht kende. Haastig kwam hij
de kamer in en keek haar verwonderd aan. Maar
ze gaf geen enkele verklaringmet een lichte
buiging liep ze hem voorbij en 't kind vloog haar
achterna, misschien op een wenk van Percival,
en liep met haar mee naar 't hek, waar ze haar
paard had vastgebonden.
Ik zou u graag den tuin laten zien, maar we
zullen wachten, tot Liefste beter is."
„Heb je hier altijd gewoond, kindje?"
„Oh nee pas sinds Liefste me hier bracht,
't Lijkt al verschrikkelijk langik weet niet hoe
veel jaren. Daarvóór woonde ik bij pappie en
mamma heel ver weg over de zee 1 Ik weet niet
precies meer waar, maar 't was een eiland. Heele-
maal er omheen was water, maar dat was de zee.
En toen werd mammie ziek en kwam Liefste, en
alles was
Het kind zweeg en een pijnlijk trekje kwam op
't gezichtje. „Ik weet niet, wat 't was. Liefste wil
er nooit met me over praten. En toen nam hij me
mee hier naar toe, maar hij was heel, heel erg ziek
en meneer Drummond kwam ons tegemoet.
Soms noem ik hem oom Marcus, maar hij is mijn
oom niet en Liefste zei, dat ik nu te groot werd
om hem nog langer zoo te noemen. Maar
na Liefste houd ik van hem 't meest op
heel de wereld. Hij zal er u wel alles van
verteld hebben," besloot ze opeens, „mis
schien veel meer dan Liefste mij vertelt."
Marcia glimlachte, maar zei niets. In haar
hart vroeg ze zich af, waarom Marcus haar
hiervan niets verteld had. De geschiedenis
leek toch romantisch genoeg. Ze wilde, dat
Marcus haar over Percival Eastlake ge
sproken had of dat hij het nog zou doen.
Ze was overtuigd, dat hij de held was of
't slachtoffer van de een of andere geheim
zinnige geschiedenisen ze had liever, dat
Marcus er over begon, dan dat zij er naar
moest vragen.
„Dag komt u alstublieft gauw terug 1"
riep 't kind, toen Marcia was opgestegen
en 't kleine ding een kushand toewierp.
„De groeten aan oom Marcus. Zegt u hem,
dat hij u gauw hier terug brengt. U bent
toch nieuwsgierig, hoe 't met Liefste is
En u kunt hem beter maken net als
ik. Hij zegt altijd, dat ik 't kan maar ik
geloof niet, dat ik zoo knap ben als u."
Marcia beloofde niets vast, maar wierp
't kind nog een kushand toe, ging 't hek
door en na een oogenblik aarzelen, liet ze
't paard omdraaien en verwijderde zich
nog meer van Falconer's Hall. Het voorval
had haar niet lang opgehouden en ze had
den heelen dag nog voor zich. Misschien kon
ze nog iets zién van haars mans vroegere
huis. Ze wilde niet heelemaal naar Wold
Hall, maar ze wou zien, wat voor soort
plaats 't was.
Even later hoorde ze een paard dichterbij
komen. De weg was heel eenzaam, en hoe
wel Marcia er zich voor schaamde, voelde
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE
Marcus Drummond, de zoon van den rijk geworden mfjnbe-
zitter Robert Drummond redde als zestien-jarige jongen op
een bergtocht in Zwitserland het dochterljevau Lord St. Barbe,
Marcia Defresne. Bij die gelegenheid voorspelt de jongen, dat
zij eens samen zulten trouwen. Na tien jaren is de adellijke
familie St. Barbe totaal verarmd. Om haar familie te redden,
vooral ook om haar broer Viscount Ennisvale te kunnen laten
studeeren, stemt Marcia toe in een huwelijk met Marcus
Drummond. Hij verklaart haar, dat hij haar redder van tien
jaar geleden is. Desondanks kan Marcia geen liefde voor hem
gevoelen en beschouwt zij hun huwelijk, dat kort daarop
wordt voltrokken als een .verstandshuwelijk". Zij nemen hun
intrek op Falconer's Hall, een landgoed in de buurt van de
mijnen, waarvan Marcus eigenaar is. Op eeu van haar ritten
in den omtrek ontmoet Marcia een knaap, Mark Raleigh,
die haar vertelt, dat Marcus Drummond zijn vader heeft ver
moord. Marcia tracht aan de misdaad van haar man niet te
gelooven, doch zij slaagt hierin slechts ten dcele, vooral als
Marcus haar verbiedt oin alleen een bezoek te brengen in de
streek, waar de oude boer Ebenezer Raleigh (vader van den
vermoorde) woont. Na deze ontmoeting komt Marcia terecht
in een verlaten woning in den omtrek, waar Percival Gartlake,
vriend van Marcus, en een hartkwaatlijder, met een klein
meisje een kluizenaarsleven leidt.
ze zich toch een beetje zenuwachtig. Ze verliet den
hoofdweg en verschool zich achter een boschje,
waar ze zeker wist, dat de ruiter haar niet zou
opmerken, 't Was Marcus en voor zich op 't
paard had hij den kleinen jongen, dien ze op
haar eersten rit ontmoet had't kind, dat
haar zoo'n vreemd verhaal gedaan had. Marcus
sprak tegen hem, maar hoewel Marcia zich
erg inspande, verstond ze geen woord. Was
't mogelijk, dat Marcus den vader van 't kind
zijn eigen vriend naar 't leven had gestaan
En wilde hij zijn misdaad nu goed maken door
lief te zijn tegen 't kind Ze volgde hem met de
oogen en zag hem naar 't huis rijden, dat zij een
oogenblik geleden had verlaten hij ging naar
Percival Eastlake.
HOOFDSTUK X
DE GESCHIEDENIS VAN PERCIVAL
EASTLAKE
r\us je hebt den weg naar 't schiereiland ge-
vonden, Marcia
Blinde passagiers.
Marcus stelde deze vraag vrij \T o
plotseling na zijn terugkeer op IN O. O
Falconer's Hall. 't Eten was afge-
loopen en ze waren naar 't terras gegaan de avond
was warm en ze verkozen de vrije natuur boven
de beslotenheid van hun vertrekken. Marcia zei
soms in zichzelf, dat de pracht van het huis haar
benauwde. Maar als Marcus naast haar stond, viel
dit allemaal van haar weg. De kracht, die van den
stillen, zwijgzamen man uitging, verbande alles
en hoewel ze zich soms wel eens minder op haar
gemak voelde in zijn tegenwoordigheid, had
ze het dan toch nooit eenzaam.
Ze had zich afgevraagd of hij over 't voorgevalle
ne spreken zou en zoo hij 't niet deed, of zij er dan
over zou beginnen. Toen ze van Percival afscheid
genomen had, was ze vast besloten alles zoo gauw
mogelijk aan Marcus te vertellen. Maar toen ze
hem zelf naar zijn vriend had zien rijden met
dat andere kind voor zich op 't paard was haar
besluit aan 't wankelen gebracht. Ze wist, dat 't
haar nu heel moeilijk zou vallen om over 't onder
werp te beginnen. Ineens werd 't een deel van 't
geheim, dat haar leven verduisterde. Ze wendde
zich tot Marcus.
„Wie is die Percival Eastlake?"
„Ik dacht, dat je me dat eerder gevraagd zou
hebben, Marcia I"
Ze wierp 't hoofd in den nek.
„Je hebt me nooit over hem gesproken, hoewel
hij een intieme vriend van je blijkt te zijn. Daarom
was ik er niet zeker van, of je onze kennismaking
wenschte en zooals je wel zu' weten, was 't niets
dan een samenloop van omstandigheden dat ik
in zijn huis kwam."
,,'t Was een groot geluk. Eastlake's gezondheid
is nog steeds verre van goed. Die hartaanvallen,
hoewel ze steeds zeldzamer worden, zijn toch
levensgevaarlijk. Hij mag eigenlijk nooit alleen
gelaten worden, wanneer een aanval dreigt, maar
dezen keer kon 't onmogelijk anders. Er moest 'n
boodschap naar den dokter. Jouw verschijnen was
dus een uitkomst."
„Ik hoop, dat hij beter is," antwoordde
Marcia een beetje stijf, nog steeds strak
voor zich uitkijkend.
„Hij heeft nog een paar kwade dagen
voor den boeg. Hij is juist een wrak van
wat hij twee jaar geleden was voor hij naar
West-Indië ging. De doctoren zeggen, dat
hij weer best gezond en sterk kan worden
maar ik zie er nog niet veel van. Ik wou,
dat 't waar was."
„Is dat de reden, waarom hij zich op
sluit als een kluizenaar
„Ten deele maar er is ook nog een andere
reden. En om die reden juist heb ik zelfs
jou nog niet over hem gesproken. Percival
heeft een gevoel, alsof hij aan iets schuldig
is. In den gewonen zin van 't woord is hij
dat niet. Niemand uit zijn oude omgeving
zou iets slechts van hem kunnen gelooven.
We kennen hem veel te goed. Maar toch
vindt hij, dat er een smet aan zijn naam
kleeft en hoofdzakelijk daarom leeft hij zoo
afgezonderd. Maar er is geen tweede mensch
zoo edel en eerlijk op de heele wereld."
Marcus sprak rustig maar met dien klank
in zijn stem, welken zij zoo graag daarin
hoorde. Ze deed een stap naar hem toe en
vroeg belangstellend
„Kun je me zijn geschiedenis vertellen,
Marcus
„Ja, want ik heb Percival gezegd, dat ik
't doen moest. Een man mag geen geheimen
hebben voor zijn vrouw."
Plotseling keek ze hem onderzoekend aan.
Is dat waar, Marcus vroeg ze.
Hij scheen haar gedachten te lezen,
tenminste wat hij geloofde, dat haar ge
dachten waren, want hij zei