O Bedoelt u, dat 't op de deur staat? Dat ik dat nou niet zie, hè?"
Zij moest zich inspannen, om de loslippigheid terug te vinden, die zij
had aangeleerd, en ook nu noodig had.
„Wat was er van je dienst zei Hopkins kortaf, en zijn on
berispelijk gekleede lichaamsomvang bleef de deuropening vullen.
Met nieuwen moed gaf zij haar langste snuf en vroeg „Waar dach je
anders, dat ik voor kwam, as voor die hoezen Zij tastte in den zak van haar
mantel, en haalde er een goedkoop notitie-boekje uit, een stompje potlood,
een centimeter-maat en een paar lapjes, die zij voor zijn neus heen en weer
bewoog.
„Hoezen? Daar weet ik niets van."
„Dan zal lord Trentham, of hoe heet ie, vergeten hebben, om 't je te ver
tellen. Hoe is 't mogelijk In ieder geval hèt me tante me hier na toe gestuurd.
Juffrouw Carter zal je d'r bij gelegenheid wel es van langs geven, dat je d'r
nichie in de gang laat staan, in plaats dat je d'r netjes binnen laat. Ja natuur
lijk, juffrouw Carter, wie dach je anders?" vroeg juffrouw Morris. Zij voelde
zich nu weer heel sterk, omdat de naam van juffrouw Carter haar te binnen
geschoten was. Die gewezen tooneel-kamenier, zoo herinnerde zij zich, deed
allerlei werkjes voor sir Leslie Trentham, en in den loop harer uitvoerige
gesprekken had zij eens melding gemaakt van een nichtje, dat graag in een
meubelzaak wou, omdat ze zoo'n genie had voor bekleedsels en gordijnen
en zoo.
„O, ben jij 't nichtje van juffrouw Carter Hopkins ging een halven
stap opzij. „Waarom zeg je dat dan niet eerder
„Je kon toch zeker wel zien, dat ik op 'r lijk Affijn, laat me d'r nou maar
in, dan kan ik an 't maat gaan nemen. Ik heb heusch nog meer te doen van
daag," verklaarde zij en vlak achter Hopkins aan ging zij een sombere gang
met 'n dikken looper door naar een fraaie gesloten deur. (Wat was ze daar
vaak binnengegaan, na een licht klopje en een vroolijk „Ik ben 't
„Ik geloof niet, dat meneer al thuis is."
„Zooveel te beter. Ik zal maar eerst de maat nemen...." en juffrouw
Morris was in de lichte, mannelijk gemeubelde kamer.
„Niets veranderd.Ik wou dat ik een sigaret had, voor mijn zenuwen.
Misschien kan 't nog wel," dacht ze. Maar snel sprong zij
weg van de sigarettendoos, toen de binnendeur, achter
'n Perzischen voorhang, openging, om den heer des huizes
door te laten.
De lange man kwam neuriënd binnen. Zonder op te
merken, dat er iemand in zijn zitkamer was, liep hij naar
den muur vol boeken, greep 'n boek, en stond de bladen
om te slaan, zacht fluitend, met zijn rug naar 't meisje.
Zij bevochtigde haar lippen en kuchte toen even.
Snel keerde zij zich om. „Hallo zei hij. „Wat krij
gen we nu En het deed haar zooveel pleizier, die be
kende, ietwat kribbige, maar zoo aantrekkelijke stem
weer te hooren, dat de plankenkoorts haar verliet. Zij
voelde enkel schalksche blijdschap en vastberadenheid,
om door te zetten.
„O, neemt u me niet kwalijk, meneer," zei ze be
deesd, zich vastgrijpend aan den rug van een der grootste
stoelen. „Ik bin 't nichie van juffrouw Carter, ziet u, en
me tante hèt me hier na toe gestuurd, om de maat te
nemen voor nieuwe hoezen voor die twee leunstoelen,
ziet u, en voor die bank bij 't raam."
„O ja? Juffrouw Carter?"
„Ja, meneer, dat komt toch zeker uit? Juffrouw
Carter werkt toch voor u Het licht viel op haar brille-
glazen, toen zij aarzelend rondkeek. „Me tante zee, dat
meneer nieuwe hoezen most hebben. De ouwe waren
zoo smerig, zee ze."
„Wat zijn die vrouwen toch bazig Misschien heb ik
zooiets wel gezegd, maar dan heb ik toch niet bedoeld
vanmorgen. Óóit eens 'n keer. Ik bedoel nooit „vandaag".
Iedereen wil alles direct hebben. Als 't geen man met
KORTE INHOUD VAN HET
VOORAFGAANDE.
De verarmde familie Omen, de majoor,
zijn vrouw, Ronnie de zoon en Evan
geline de dochter, leven met Margaret
de keukenmeid en Minnie het tweede
meisje op „Bringwyn\ een vervallen
landgoed. De Sweepstake is op komst;
allen hebben een lot en men leeft in
spanning. Door de radio hoort de familie
het verslag van de race en dan blijkt,
dat het tweede meisje den hoofdprijs
heeft gewonnen. Minnie's hoogste ver
langen blijkt te zijn als betalend logé
in den familiekring der Owens te wor
den opgenomen. Hetgeen haar wordt
toegestaan. Bij het eerste bezoek van
de Owens aan de familie Hamble, met
wier zoon Cedric Evangeline verloofd
is. brengt Minnie de aanwezigen door
haar gedrag telkens in angst. Zij is
ook de oorzaak, dat Evangeline dien
middag haar verloving verbreekt. Haar
geld laat Minnie beheeren door de
firma, waar Ronnie bij in dienst is.
Nadat de moeder van Cedric, uit
wraak, tevergeefs heeft geprobeerd
Minnie van diefstal te beschuldigen,
brengt het dienstmeisje een bezoek
aan de woning van sir Leslie Trent
ham in Londen.
stofzuigers is, is 't de glazenwasscher. Is dat nu zoo noodig?" lVT^. Q
Het bleek inderdaad noodig te zijn. Dit wezentje, zoo zag 7
hij, had zich van haar zakkerigen mantel en haar afgrijselijken hoed ont
daan, en deponeerde ze in een hoek van de kamer op den vloer. Snuivend
haalde zij een maatlint te voorschijn en een notitie-boekje en een stompje
potlood, dat zij bevochtigde, en zwaar viel zij op haar knieën vóór den
leunstoel, die het dichtste bij haar stond.
Trentham, die zich frisch voelde en zin had in werken, ging voor zijn
bureau zitten, haalde papieren te voorschijn en begon haar te vergeten.
Maar dit werd hem niet vergund.
Een bedeesd stemmetje klonk achter hem op. „Neem u me niet kwalijk,
meneer, maar zou ik u een menuutje maggen spreken
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK MOT EN STER.
„Wat is er?" mompelde hij verstrooid. Hij was nog verdiept in een brief
van een zakenvriend.
Er scheen iemand vlak achter hem te staan.
„Ja Wat is er?"
„O meneer kwam de stem van het slodaervosje, „neemt u me niet kwa
lijk dat ik 't zeg maar bint u sir Leslie Trentham zelf? Of of bint u ze
zoon
„Zoon Hoe komt u er bij
„Nou, ze zeggen dat die menschen van't teneel zoo jong kennen lijken,
as ze op de planken staan, maar dat ze zoo oud zijn as wat, as je ze gewoon
ziet. Maar u ziet er nou net precies eender uit as wanneer u tooneelspeelt,
meneer. Dus toe dacht ik zoo dat 't niet kon," zei ze in een houding en met een
gezicht van vereering. „En daarom dacht ik, dat u misschien ze zoon was, as
u 't me niet kwalijk neemt."
„Ik heb geen zoon. Ik ben Trentham natuurlijk." Hij keerde zich om, en
keek den knielenden, metenden, praatzieken lastpost aan.
„Dus u bint 't heusch zelf Zij snoof. „Ik.ik ken 't haast niet geloo-
ven, dat ik dan maar zoo gewoon mit u an 't praten bin
Met het maatlint in de hand knielde zij nu op het
kleed naast zijn keurig gepoetste bruine schoenen, en met
heel haar bril keek zij op naar zijn gezicht. Het was het
gezicht (alleen een jaar of vijftien, twintig ouder) van den
man in de uniform der luchtmacht, dat Ronnie vluchtig
gezien had, toen het portret op de logeerkamer van
Bringwyn uit een la kwam, en waarbij hij zich had
afgevraagd, waar hij dat gezicht eerder gezien had.
Als Ronnie bij die gelegenheid wat rustiger naar het
portret had kunnen kijken, zou hij waarschijnlijk sir
toen eskader-commandant Leslie Trentham, herkend
hebben, den man, die zich misschien nog meer roem
had verworven door zijn vlieg-prestaties tijdens den
oorlog dan nu door zijn werk als tooneel-directeur,
acteur en tooneelschrijver.
En nu keek een meisje, dat hem van kindsbeen af
gekend had, in een ondoordringbare vermomming naar
hem op, hem zeggende, dat zij ,,'t haast niet dorst te
vragen, maar as meneer haar een gunst wou bewijzen
Ik heb altijd gevonden dat u zoo mooi speelde.. Zou
ik een handteekening van u maggen hebben
Werktuiglijk gaf de tooneelspeler-directeur gevolg
aan het verzoek, waarmee hij bijna dag en nacht werd
lastig gevallen snel schreef hij „Leslie Trentham" op
een vel postpapier, van boven bedrukt, en gaf het aan dat
zonderlinge bewondeiaarstertje. Zij was misschien de
minst aantrekkelijke van de velen -- maar misschien juist
omdat zij zoo anders was dan al die dwepende bakvisschen,
die hem plachten te belegeren, voelde hij een zekere be
langstelling, en gaf hij het kleine ding een glimlach mèt de
handteekening.