MILDRED HELPT MEI
DOOR FRANK C ROBERTSON
Het zal onzen lezers ongetwijfeld aangenaam zijn
thans een boek uit onze bekende premie-bibliotheek
aangeboden te krijgen, dat sterk afwijkt van de vooraf
gaande uitgaven. Wij bieden een werk aan, waarvan
de inhoud zich afspeelt in het bekende en toch immer
romantisch-aantrekkelijke milieu der cowboys. Fred
Morgan voert een onverzettetijken strijd tegen de John
Doe-Broederschap, die onder leiding van Heber Jex
de Bayhorse-vallei, onder voorwendsel dat naar
rechtvaardigheid wordt gestreefd, onveilig maakt.
Morgan doet dit uit wraak om een moord, gepleegd
op twee van zijn beste vrienden, maar ook voor een
belangrijk gedeelte onbewust onder invloed van Mil
dred, een dapper en onverschrokken meisje. Haar
pleegvader is een willoos werktuig in handen van den
bendeleider Jex, terwijl zij Morgan op voorbeeldige
wijze helpt bij de „zuivering" van de vallei. Ten
slotteNaar het gelukkige slot laten wij u nog
raden. Het luttele bedrag van 17 Vt cent stelt u in staat
dit avontuurlijk boek te lezen en voor 70 cent is het,
gebonden in prachtband, een sieraad voor uw boeken
kast.
Het postkantoor van Bayhorse lag op vier mijlen
afstand van de Bennett-ranch. De huizen ston
den in 'n groep bij elkaar op de plek,waar twee
kreken ineenvloeiden aan den voet van 'n breeden
heuvel. Er was niets, dat vanuit de verte duidde op
de aanwezigheid van 'n kantoor, winkel, of iets van
dien aard, behalve dan 'n paar oude pakkisten, die
hier en daar verspreid lagen. Dichterbij gekomen viel
op de deur het bijna uitgewischte woord „postkan
toor" te lezen.
Fred veronderstelde wel, dat iemand zijn nade
ring had bemerkt, maar hij zou ongetwijfeld toch
uitermate verbaasd zijn geweest, als hij had ge
weten, dat degene, die met de grootste belangstel
ling van achter het gordijn voor het raam zijn komst
afwachtte, een meisje was. Zij vormde een donkere,
slanke verschijning, wier zachte bruine oogen op dit
oogenblik een angstige uitdrukking vertoonden.
Toch viel er tevens een zweem van nieuwsgierig
heid in te bemerken, toen ze constateerde, dat de
vreemdeling ongeveer voor hun deur afsteeg.
„Hij houdt hier stil, vader," zei ze op zachten
toon. „Hij komt binnen."
Het vertrek, waarin zij zich bevond, was vrij
groot en diende als pakhuis, postkantoor, wacht
kamer voor publiek en woonkamer voor de familie
Bates. Het huis was uit ruwe blokken opgebouwd
het meubilair daarentegen vertoonde een verras
send goede kwaliteit en smaak. Over een lengte van
ongeveer tweederden van het vertrek strekte zich
een toonbank uit en daarachter stonden op planken
de artikelen, die voor den verkoop aanwezig waren.
Het andere derde gedeelte diende uitsluitend als
postkantoor. Het was een zeer beperkte ruimte
met een lessenaar, een stoel en een paar vakjes voor
de post, waarna er nog ongeveer één vierkante
meter overbleef, waarin de postmeester zich vrij
kon bewegen.
De man, tegen wien het meisje had gesproken,
zat aan den lessenaar en bestudeerde met de groot
ste nauwgezetheid een lange kolom cijfers, uit welk
feit zou kunnen worden afgeleid, dat het hier een
zeer bijzonderen arbeid betrof. De blik van het
meisje toonde echter medelijden, toen zij haar oogen
had gericht op den kleinen, ouden en grijzen man
achter den lessenaar. Zij wist maar al te goed, dat
die cijfers fabelachtige winsten moesten voorstellen
van een zaak, die slechts in verbeelding bestond.
Het was een onschuldig spel, dat Andrew Bates ge
durende ieder vrij uur geestdriftig speelde. Alleen
hield hij vol, dat de cijfers een werkelijk bestaanden
rijkdom vertegenwoordigden.
Mildred Bates nam aan, dat haar vader in dit op
zicht min of meer aan zwakzinnigheid leed. Den
laatsten tijd echter had zij zich erg ongerust ge
maakt, omdat sommige teekenen er op wezen, dat
zijn geest ook in andere opzichten te kort begon te
schieten. Zoo raakte hij dikwijls buiten zichzelf van
woede, vooral wanneer zijn dochter het waagde
critiek uit te oefenen op de John Doe-Broederschap
of op Heber Jex.
„Ga jij hier maar vandaan, Mildred," sprak de
oude man ernstig. „Ik zal wel met dien kerel
praten."
„Goed, vader. Maar denkt u er wel aan, dat wij
niets in zijn nadeel weten. Dat hij een vriend is van
de Bennetts, wil nog niet zeggen...."
„Het beteekent, dat hij een vogelvrijverklaarde
is," zei Andrew met nadruk. „Eerlijke menschen
knoopen geen vriendschap aan met dieven."
Mildred ging het aangrenzende vertrek binnen,
maar liet de deur op een kier staan, om alles, wat
er in de voorkamer zou worden besproken, te kun
nen verstaan.
„Is er toevallig een brief voor F. J. Morgan?"
vroeg de vreemdeling. Zijn stem had een vriende
lijken klank, die echter tevens veelbeteekenend
scheen te zijn. „Misschien wilt u mij het genoegen
doen even te kijken."
Andrew Bates keek verstoord op van zijn ein-
delooze cijfers. Het duurde een paar minuten voor
dat hij ging staan. Ten slotte had hij het antwoord
even goed vanaf zijn zitplaats kunnen geven, om
dat hij al wist, dat er geen brief voor den vreemde
ling gekomen was.
„Geen post," zei hij na een achteloozen blik om
zich heen, waarna hij wederom verlangend naar de
tabellen keek.
De vreemdeling toonde daarentegen niet de
minste haast. Hij zette een voet op het deksel van
een groote kist en nam een gemakkelijke houding
aan.
„Een aardige vallei hier," merkte hij op.
„Ja, dat wordt wel meer gezegd," antwoordde
Bates koeltjes. „Is er soms nog iets, waarmede ik u
verder van dienst kan zijn
„Dat hangt er van af," zei Fred. „Als hier in den
omtrek een plek is, waar ik een poosje kan blijven,
dan heb ik op het oogenblik niets anders noodig dan
een paar doozen lucifers. Is dat niet het geval"
hier klonk een zucht „dan zal ik verplicht zijn
wat proviand in te slaan voor mij en mijn paarden."
„Wat wilt u koopen vroeg Bates koel.
De vreemdeling toonde zich niet in het minst
uit het veld geslagen. „Weet u hier niet iemand in
de omgeving, die mij onderdak zou kunnen ver
schaffen informeerde hij.
„Neen," zei Bates kortaf. „De laatste bezoeker,
dien wij hier op deze manier hebben gehad, heeft
zijn hoofd in den strop van een touw laten rusten,"
voegde hij er aan toe.
Dit was niet geheel en al overeenkomstig de waar
heid, aangezien de vreemdelingen, die van tijd tot
tijd namens het gouvernement of met strikt zake
lijke doeleinden een bezoek brachten aan de vallei,
wederom ongehinderd konden vertrekken. Zij
echter, die achterdocht opwekten, werden zoo
spoedig mogelijk door de John Doe-Broederschap
verjaagd of gedood.
Ondanks het feit, dat zij aan de zonderlinge
invallen van haar vader gewoon was, kon Mildred
haar verwondering over een dergelijke, onnoodige
opmerking niet onderdrukken. De oude Bates was
immers geen lid van de Broederschap
„Vertelt u mij eens," vroeg de vreemdeling heel
nuchter, „hebt u dat touw verkocht
Bates staarde hem woedend aan.
„Mijn voorraad koopwaar is zeer beperkt. Als er
iets is, dat ik
„Dat zullen wij later wel eens uitvisschen," zei
Fred. „Mijn paarden voelen, dat zij hun dagtaak
hebben volbracht, en daarom zal ik desnoods mijn
kamp moeten opslaan op den publieken weg, indien
mij niets anders overblijft. Ik zou er veel voor voelen
om mijn paarden daar in die weide aan den overkant
van den weg te laten loopen."
Bates was zichtbaar verbitterd en met tegenzin
zei hij
„Die weide is van mij. Maar als je daar vannacht
wil kampeeren, kan je dat doen tegen betaling van
vijftig cents per paard."
„Prachtig," antwoordde Fred, terwijl hij een
zilveren dollar te voorschijn haalde. „Het is nogal
duur betaald, in aanmerking genomen, dat er zich
overal vrije grasvlakten van duizenden hectaren
uitstrekken. En eh als hetgeen u mij hebt
verteld, waar is, dan mag ik misschien zoo noodig
zeker wel op uw bescherming rekenen
„Van bescherming mijnerzijds is geen sprake,"
merkte Andrew Bates norsch op. „Menschen van
uw slag dulden wij hier niet."
„Slag U praat net of ik een schadelijk dier ben,"
zei Fred verbaasd.
„Ik zou niet eens toestemming geven om hier te
kampeeren, wanneer het niet bijna donker was,"
verklaarde Bates. „En ik wil er even den nadruk op
leggen, dat u morgenochtend vroeg moet ver
trekken."
„Spreekt u uit naam van de John Doe-Broeder
schap of namens Uzelf
De oude man deed 'n stap naar voren, terwijl zijn
oogen glinsterden van ingehouden woede. „Ik
spreek namens mijzelf," schreeuwde hij. „Maar als
je niet vertrekt, dan zal je nader met de Broeder
schap kennis maken. Deze vallei was ééns een ver
zamelplaats van schurken, maar die dagen zijn
voorbij
„Vader 1" Daar zij niet wenschte, dat de oude
man den vreemdeling beleedigde, en zij bovendien
vreesde, dat deze laatste haar vader als een lid van
de Broederschap zou beschouwen, had het meisje
zich niet meer stil kunnen houden.
Toen zij het ruime vertrek binnenkwam, staarde
Fred haar in de grootste verbazing aan. Een mooi
en aardig meisje, zooals hij nu zag, was het laatste,
dat hij in de Bayhorse-vallei had verwacht te zullen
vinden.
„Mildred Ik heb je gezegd, dat je hier niet mocht
komen," zei de oude man op schrillen toon. „Ga
naar je kamer en laat mij met dezen man alleen."
„Ik denk er niet aan," antwoordde het meisje
rustig. „Die man heeft niets verkeerds gedaan door
hier te komen vragen of er post voor hem is en
tevens eenige kleinigheden te koopen. Wij zijn in
geen enkel opzicht verplicht om de kastanjes voor
de Broederschap uit het vuur te halen."
Fred's verbazing steeg. Dit meisje hij schatte
haar op ongeveer een of tweeëntwintig jaar bezat
een uitspraak, die men niet in de Bayhorse-vallei
verwachtte. Zoo was bijvoorbeeld Fred's eigen
Engelsch wat betreft de uitspraak zeer slordig, hoe
wel dit niet direct werd veroorzaakt door onwetend
heid. Het drong plotseling tot hem door, dat niet
alleen Mildred en haar vader, maar ook Heb Jex
een zuiveren stijl hadden gebruikt. Wat echter nog
den meesten indruk op hem maakte, was de manier,
waarop zij den verbolgen ouden vader aan
keek.
Andrew Bates voerde eenige oogenblikken een
strijd met zichzelf en greep toen naar den zilveren
dollar, alsof hij van plan was dezen Fred voor de
voeten te gooien. Toen viel hij plotseling op zijn
stoel neer en reikte naar zijn pen, met een hand, d;e
heftig beefde.
Fred en het meisje zagen elkaar eenigszins ver
legen aan. Hij wist ook niet, hoe zij jaren lang in
bittere eenzaamheid had doorgebracht, evenmin
als hij op de hoogte was van haar heftig verlangen
om met iemand kennis te maken, die buiten haar
beperkte omgeving stond. Haar oogen verrieden
een lichte teleurstelling, toen zij haar blik opnieuw
op den vreemdeling had gericht.
Hier stond geen schoone, jonge ridder, die over
de eindelooze vlakten was komen aangaloppeeren,
maar een hoekige, groote kerel met verwarde haren
en een gezicht, dat aan den invloed van zon en wind
had blootgestaan.
Maar toen hun blikken elkaar ontmoetten en zij
het vroolijk glinsteren bemerkte in zijn grijze oogen,
vond zij zijn gezicht toch niet oninteressant.
„Het spijt me, dat ik u moeite bezorg," sprak hij.
„Het was heelemaal mijn bedoeling niet om ruw
tegen uw vader op te treden, maar ik verkeerde in
de veronderstelling, dat ik op een postkantoor wel
eenige inlichtingen kon krijgen en minstens op een
beleefd antwoord kon rekenen."
Andrew Bates wilde opnieuw opstuiven, maar
het meisje deed ondertusschen een stap nader.
„Gaat u alstublieft heen," verzocht zij. „Vader is
voor u gewaarschuwd. Daarom...."
„Ik begrijp het al. Waarschijnlijk gewaarschuwd
door dezelfde personen, die mij vanmiddag een
aantal kogels hebben nagezonden," merkte Fred op.
„Hebben ze hebben ze al op u geschoten
stamelde zij.
„Misschien niet op mij, maar in elk geval heel
dicht bij me," grinnikte hij. „Drie keer."
„O, 0," stotterde Mildred, terwijl zij onwillekeurig
haar hand aan het voorhoofd bracht. Fred bemerk
te, dat het een kleine, welgevormde hand was. Haar
oogen verrieden grooten angst. Zij
wist, dat ze tegenover een man
stond, die gedoemd was te sterven, A
tenzij hij zich bedacht en onmiddel- I -
lijk de vallei verliet. Zij voelde ech-
ter instinctief, dat hij tot Jit laatste r* p K] T
niet te bewegen zou zijn. wfcW I