De Zeehondenwerf, met rechts Arnold Visser. Daarachter ligt de ARM 44 van Gillis Meerman. Op de achtergrond de Nieuwendijk, ca. 1955. (Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen; Foto Dert) Visser verwachtte dat hij veel werk kon doen in Vlissingen. Er was erg veel behoef te aan kleine scheepsbouw van houten schepen en reparatie-mogelijkheden. Ik heb geprobeerd voor die Vissers de weg te bereiden bij de gemeente om het voor hen mogelijk te maken de Zeehondenwerf te huren. Daar was men niet zo op gesteld, het is dan ook misgelopen door een ernstig gebrek aan kapitaal, handelskapitaal en ook omdat de KMS, de Koninklijke Maat schappij de Schelde, tegenwerkte. Mis schien was men bang voor het wegtrekken van ervaren scheepstimmerlieden naar dit bedrijfje, dat iets betere lonen ging betalen. Er waren bij de Schelde mensen die een le ven in de loodsen van de Schelde beu wa ren en liever in de open lucht wilden wer ken. In die jaren nam dus de ontwikkeling van de Zeehondenwerf een aanvang. De ge broeders Visser hebben later samengewerkt met een kapitaal-verschaffer, maar dat ging niet goed. Voor hun werk hadden zij ijzerwerk, schroe ven en bouten nodig. Aan het eind van de oorlog had de Schelde dit materiaal nog in voorraad. Het was echter niet te koop voor de gebroeders Visser. Dus gingen ze zoeken in het ijzerafval dat de Schelde op bepaal de terreinen had achtergelaten. Ze werkten met tweedehands balken op de werf voor de balkhelling. Je kunt die balken nu nog zien liggen. Je moest onder de schepen kunnen werken, onder het vlak, de bodem van het schip. De houten schepen werden voordat Visser kwam 'gebrand'. Ze waren namelijk met dikke teer besmeerd. Vooral van het ondervlak moest het aan- groeisel van de zee worden afgebrand. Dat gebeurde altijd met bossen stro, een fan tastisch gezicht. Ik heb nooit van brand ge hoord. Het was een heel primitief gedoe met alleen de balken die er lagen. Ik weet dat de ge meente de balken eens heeft vernieuwd, want die gingen rotten. Het was wel hard hout, als het hout van de paalhoofden, maar het bleef toch niet goed. Toen kwa men de gebroeders Visser en die hebben de boel keurig opgeknapt. Ze hebben een sleephelling gemaakt van allemaal tweedehands materiaal. Ze koch ten een winch die op de dijk moest worden gezet. Toen ontstonden er weer problemen, want ze mochten niet te ver in de dijk ko men vanwege de zeewering. Er was ook iemand, genaamd Dingemanse, die houtscheepsmaker was op de Schelde. Broers van hem voeren op eigen schepen als vissers. De Dingemanse van de Vlis singen 22 was voorzitter van de vissersver eniging, een afdeling van 'Schuttevaar'. De Vlissingen 34 was van Willem Dingemanse die op het eind van de oorlog op een mijn is gelopen en om het leven is gekomen. Willem Dingemanse was zo verknocht aan het vissersleven, dat hij een betrekking als korporaal bij de Koninklijke Marine opzeg de om weer te kunnen gaan vissen op een eigen schip. Ik heb met zijn vrouw heel veel gedaan om een vergoeding te krijgen voor dat verloren gegane schip, wat tenslotte lukte. Januari 2004

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 2004 | | pagina 13