al snel 300,- kwijt en daarom besloot de raad uit te kijken naar 'een geschikt per soon te Hansweert' die bereid was 'om tegen eene belooning van 100,- a 150,- als policie agent te fungeren om des zaterdags en zondags, ook des nachts, op welke dagen de meeste ongeregeldheden plaats hebben, te surveilleren.' Toen na enige tijd duidelijk werd dat er weinig animo voor een derge lijke laag betaalde baan bestond, besloot de gemeente de jaarwedde te verdubbelen. Verdiende de in 1884 benoemde agent J. van den Berge slechts 75,-, zijn opvol ger J. van den Boogaart werd drie jaar later op een jaarwedde van 300,- aange steld. Hansweert beschikte vanaf dat jaar over een eigen veldwachter die, zo blijkt uit de bewaard gebleven processen-verbaal, zijn handen vol zou hebben aan de talloze ordeverstoringen in het dorp.31' Naast een uitbreiding van het aantal gemeenteveldwachters heeft de statione ring van rijksveldwachters en marechaus sees in 'problematische' dorpen, zoals Yerseke, Wemeldinge en Hansweert onge twijfeld bijgedragen tot een verbetering van de ordehandhaving op het Zuid-Beve- landse platteland.221 Rijksveldwachters verleenden incidenteel assistentie aan hun gemeentelijke collega's, bijvoorbeeld tij dens de kermis of bij andere evenementen waar veel volk op de been was. Bijkomend voordeel voor de gemeentebesturen was dat het rijk grotendeels de jaarwedden van de rijksveldwachters voor zijn rekening nam. Tenslotte De verhoging van de lonen en pensioenen waardoor tijdrovende bijbaantjes niet langer noodzakelijk waren, de verkleining van het werkterrein, de verhoging van het opleidingsniveau, de verbetering van de rechtspositie na de Eerste Wereldoorlog: al deze factoren hebben ertoe geleid dat de positie van de veldwachter in de twin tigste eeuw ontegenzeggelijk verbeterde. Werd hij in de negentiende eeuw nog vaak beschouwd als een hulpje van de burge- meester en was hij in de meeste gevallen maar al te zeer onderworpen aan de grillen van de gemeenteraad, in het Interbellum was de gemeenteveldwachter een vol waardig ambtenaar geworden, die behalve plichten ook rechten had. Dit maakte het ambt voor veel mensen begeerlijk, afgaand op het aantal sollicitanten in de twintigste eeuw zelfs uitermate aantrekkelijk. Op een vacature reageerden in de regel meer dan honderd mensen. De burgemeester van Kapelle moest in 1924 maar liefst 124 solli citatiebrieven doorlezen voordat hij tot een definitieve voordracht kon komen! Zijn col lega uit 's Gravenpolder had twee jaar later evenmin reden tot klagen, toen hij de keuze had uit 118 kandidaten.231 Een verbeterde materiële positie hield uiteraard geen garantie in voor een kwa litatief betere veldwacht. Het aantal klachten over slecht functionerende veld wachters nam echter na 1918 beduidend af. Gevallen van openbare dronkenschap of insubordinatie waren in de twintigste eeuw op de vingers van één hand te tellen. Dit wilde overigens niet zeggen dat de klachten in de twintigste eeuw geheel en al waren verdwenen. Soms klonk een stem door van iemand die ontevreden was over het optre den van de politie in zijn dorp. Zo kreeg de burgemeester van Kruiningen in 1924 een woedende brief van pastoor J.H. Bit ter, die zich beklaagde over de jongeren in Hansweert, die aan zijn huis en kerk ver nielingen zouden aanrichten zonder dat de politie een hand uitstak. 'If, schreef Bitter aan de burgemeester, 'is wel op de hoogte van den onhoudbaren toestand, telken jare als er een menigte van circa dertig jongens, waaronder vele opgeschotene, mijn tuin en huis belegeren. Mij dunkt, de eerste plicht van een burgemeester is om de eigendom men zijner ingezetenen te beschermen, want waarom is hij anders hoofd van de politie? Wanneer de politie 's avonds op ons dorp de rondte moet doen, dan begrijp ik niet, hoe het mogelijk is na die paar straten te heb ben doorgeloopen, dat zij nooit voorbij mijn huis en kerk komt, om te zien of alles rustig is. Wil Uw politie die menigte niet zien of durft zij niet handelend op te treden, dan is 't meer dan tijd, dat zij aan den dijk gezet wordt en door anderen vervangen.'24) We weten niet of de klacht van Bitter seri- 82

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2008 | | pagina 84