vroegtijdig kwam te overlijden. Boedelin ventarissen, waarin behalve roerende goe deren als huisraad, meubilair en kleding ook onroerende goederen, m.a.w. huizen en land, beschreven staan. De archieven van de weeskamers die toezicht hielden op het bezit van wezen. Al deze administra ties worden nu door historici gebruikt om daaruit gegevens voor hun onderzoeken te peuren. Een bijzondere plaats wordt ingenomen door een bron die ik niet met name in het bovenstaande vermeld heb. Het zijn de overlopers of veldboeken, die op gezette tijden opgemaakt werden voor de heffing van grondbelasting. Hierin staan in een bepaalde volgorde de belastbare percelen beschreven, met de grootte, de onderlinge ligging, de namen van de eigenaars en vaak ook die van de pachters of baanders. Omdat deze registers geen pure genealogi sche gegevens opleveren, zoals datums van geboorte, huwelijk of overlijden, hebben genealogen het belang van overlopers vaak onderschat. De bedoeling van dit artikel is om met voorbeelden te illustreren dat deze registers juist gegevens kunnen leveren die nergens anders te vinden zijn. Landbezit: het grote beeld We kunnen stellen dat in de feodale tijd al het land eigendom was van de grafelijk heid. De graaf gaf land in leen aan zijn vazallen of leenmannen. In het verre ver leden zullen dat vooral personen geweest zijn die hem een speciale dienst verleend hadden. Later ging het meer door verer ving, want na de dood van een leenman ging het bezit, ook wel ambacht genoemd, terug naar de graaf, die het daarna goed gunstig opnieuw in leen kon geven aan een of meer zonen van de overleden leenman. Dit had tot gevolg dat in de loop der jaren een ambacht versnipperde en het aantal ambachtsheren steeds groter werd. Dit is een simplistische voorstelling van zaken. In feite is het leenstelsel, met alles wat daaraan vastzit, een onderwerp waarover tal van prominente historici lijvige boek werken geschreven hebben. Voor mijn doel is het voldoende te zeggen, dat de primaire opdeling van landbezit in ambachten lang voor het tijdsbestek van dit artikel plaatsgevonden heeft. In het archief van de rekenkamer bevinden zich de 'steenrollenn) waarin we de namen kunnen vinden van de ambachtsheren met de grootte van hun ambacht. Die is steeds in twee maten gege ven. Het aantal gemeten 'bij der breede' en het aantal gemeten 'steenschietens'. De eer ste geeft de werkelijke oppervlakte van het ambacht weer, de tweede het deel waarover het schot betaald moest worden. Tussen beide maten schijnt geen eenvoudige omre keningsfactor te bestaan. Een ambacht werd beheerd door een of meer ambachtsheren. Het was van oudsher verdeeld in hoeken die ook wel blokken genoemd worden. Elke hoek is weer een conglomeraat van percelen land, waarvan de gebruikers landheren genoemd werden. De grootte en vorm van die percelen werd in het verleden meestal bepaald door topo grafische omstandigheden. De percelen in de oudste polders zullen daarom min der regelmatig van vorm zijn dan die in recentere polders die netjes verkaveld zijn. Recente herverkavelingen hebben dit oude patroon grondig verstoord. De overlopers Overlopers zijn feitelijk belastingregisters. De grondheren moesten aan de ambachts heer een belasting op hun land betalen, die het 'schot' genoemd werd. Deze heffing werd eens in de zeven jaar, de zogenaamde 'heventijd' vastgesteld. De grootte van de heffing was evenredig aan de oppervlakte van het land. Het maakte niet uit of het land in gebruik was als wei- of als bouw land. Een precieze beschrijving van het grondgebruik, zoals we later in de registers van het kadaster aantreffen, zullen we in een overloper zelden vinden. De grootte was bepalend en die is daarom voor elk perceel geregistreerd met de in die tijd gebruikelijke landmaat van gemeten en roeden. In oudere overlopers is de grootte van een stuk land ook wel opgegeven in kwartieren, d.i. een kwart gemet of 75 roe den. Het merendeel van de percelen die in een overloper geregistreerd staan, is 'schot- baar' land, dus land waarover belasting 96

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2008 | | pagina 98