Men deelde de ruimte altijd met ande ren, dikwijls daarbij ook nog het bed. Het regiem bestond uit orde, tucht, discipline ;n straffen. Toch waren er ook voordelen. Zo was er altijd te eten. Wat in de laag van de bevolking, waar het merendeel van de weeskinderen uit afkomstig was, zeker in de wintermaanden, niet altijd het geval vas. In geval van ziekte werd veelal direct medische zorg verleend. Het bestuur van het weeshuis zorgde ook voor een goede op- eiding door de jongens vanaf een bepaalde heftijd uit te besteden bij één van de plaatselijke ambachtslieden (zie beroepen). Verder kregen ze meer onderwijs dan hun eeftijdsgenoten. Elke dag na het avond ten waren ze verplicht de lessen te volgen, lie door de binnenvader werden gegeven. Een van de eisen voor de benoeming in die unctie was dat deze dan ook onderwijs kwaliteiten moest bezitten.28' In de nauwelijks voorhanden zijnde iteratuur wordt de beslissing van koning bodewijk Napoleon, maar later ook van keizer Napoleon Bonaparte, om weesjon gens verplicht naar het leger te sturen als een barbaarse, onmenselijke daad afge schilderd. Achteraf, in het licht van die tijd gezien, was deze maatregel het beste wat het merendeel van de weesjongens is over komen. Immers, ze waren gewend aan het -lapen op grote zalen en om voor het eten met hun bord in de hand in de rij te staan. Ze hoefden nu ook hun verdiensten niet meer volledig af te dragen aan het wees huis. Ze kenden de tucht en het bijbehoren de strafsysteem. Ze waren zelfs gewend om in kledij te lopen in de kleuren van de stad. Het zal zeker prettiger hebben aangevoeld om in een militair uniform te lopen dan de verplichte zondagse kerkgang in weeshuis kleren. Bovendien hadden de meesten al een vak geleerd en, zeker niet onbelangrijk, ze waren langer op school geweest, dan de meeste van hun leeftijdsgenoten, zodat ze in militaire dienst veelal konden doorstro men naar de hogere rang van korporaal of sergeant, maar ook functies van fourier of administrateur aankonden.29' Om te achterhalen of ze later iets ge daan hebben met hun in militaire dienst opgedane kennis en levenservaring, zou een dieper onderzoek naar de individuele personen moeten worden gedaan om te achterhalen hoe hun sociale leven verder is verlopen. Nu is alleen volstaan met een onderzoek naar huwelijk, kinderen en overlijden. Al ontbreken die gegevens in dit artikel, omdat het anders te 'genealogisch' zou worden. Noten: 1. Nationaal Archief, toegangsnr. 2.01.16. Stamboeken, inv. nr. 24. 2. Notariële Archieven. Notaris Johannes Prumers te El- lewoutsdijk, 1746, akte nr. 2036, d.d. 2 november 1835. Verklaring van vier inwoners van Ellewoutsdijk dat zij Adriaan van de Griek goed hebben gekend en dat sinds zijn vertrek niets meer van hem is gehoord. 3. Archief van de Godshuizen en het Burgerlijk Armbe stuur van Goes. Inv. nr. 95, notulen 1803-1811. Het aantal kinderen tot 3 jaar bedroeg 0, van 3 tot 7 jaar 1, van 7 tot 14 jaar 12 en van 14 tot 18 jaar 15. Er waren geen kinderen met lichaamsgebreken, zodat er op dat moment 28 jongens in het weeshuis van Goes verble ven. 4. In 1797 was Jan Limburg één van de. bewoners van het Manhuis. Hij was 45 jaar oud en gegageerd militair (eervol ontslagen/met pensioen i. In 1795 had het Man huis huisnr. A 61. In 1811 was het Manhuis vernum merd naar A 72. 5. Nationaal Archief, toegangsnummer 2.01.15, Oorlog voor 1813, stamboeken, Inv. nr. 82, Naamlijsten en conduite-en Pensioenstaten van officieren, onderofficie ren en minderen der landmacht ca. 1795-1813. 6. J. van de Weide, Krommenieër weesjongens voor het Napoleontisch leger. Kroniek nr. 28 van het Historisch Genootschap Crommenie. Van de vier en twintig jon gens uit Krommenie werden er acht geplaatst bij het Legioen Vélites te Amersfoort. 7. Hans Schoots, Protest tegen de Keizer. Historisch Nieuwsblad, jrg. 2010, nr. 2. Op 14 juli 1809 waren er te Rotterdam soldaten op weg naar het Gereformeerd Weeshuis aan de Goudsche Singel om daar de nieuwe rekruutjes op te halen. Een menigte bekogelde de soldaten met stenen en joeg hen op de vlucht, zodat de weesjongens konden ontsnappen. Ook de volgende dagen bleef het onrustig in Rotterdam, waarbij zelfs de eigen burgerwachten het moesten ontgelden. 8. Johan Fabricius, Toontje Poland. Een Alkmaarse jongen in de dagen van Napoleon. 9. SHAT Vincennes 20Yc nr. 106. Stamboek Pupilles de la Garde, juinl809-aoütl811. De namen van de andere jongens uit Goes, maar ook de hele groep uit Kromme nie zijn niet terug te vinden, zodat moet worden aange nomen dat zij niet op de Kweekschool zijn aangenomen, maar direct als soldaat bij een Hollands legeronderdeel zijn geplaatst. 10. Zeeuws Archief, archief Préfectuur, Toegangsnr. 5, inv. nr. 288. Oproeping van vondelingen, verlaten kinderen en arme wezen, opgevoed in gestichten en ouder dan 15 jaar. 1811 sept.- 1814 jan. 3 bundels. 11. De sergeant en één korporaal behoorden tot het 21e Regiment de Ligne en de andere drie korporaals tot het Regiment Walcheren. Dit was een strafregiment dat 13

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 15