genomen. Hun sociale en economische afhankelijkheid van mannen was groot. Binnen de stads- en dorpsgemeenschap, op straat, in de kerk, binnen de familie en het huwelijk dienden ze zich permanent te richten naar de visie, de belangen en het gedrag van mannen en mannengroepen. In de privésfeer waren dat vader, broers, ooms, neven en vooral echtgenoten. Ook in de publieke sfeer bepaalden mannen - cle rici, bestuurders, rechters, politie, solda ten, handelaren, ambachtslui, boeren - de samenleving. De meeste functies en beroe pen, en vele terreinen van de maatschap pij, waren formeel gesloten voor vrouwen (hoewel de officieuze praktijk uitzonderlijk wel eens anders kon zijn dan de officiële theorie). In lijn met de vrouwelijke achterstelling werd verbaal en fysiek geweld van mannen veel gevaarlijker geacht. Het stadsbestuur van Reimerswaal stelde voor gescheld van mannen in zijn verordeningen dan ook een veel hoger boetebedrag vast: tien pond, met in 1494 met de nadrukkelijke aanscherping telcker reijse, telkens als er een belediging plaatsvond. Een man werd dus voor het zelfde delict vijf keer zwaarder bestraft als een vrouw.6' Overigens, en wellicht ten overvloede: de genoemde sociale ongelijkheid doortrok de gehele laatmiddeleeuwse maatschappij. Kinderen, bepaalde categorieën mannen, gehandicapten en vele anderen hadden hiervan evenzeer te lijden als vrouwen. Hiërarchische maatschappij Behalve patriarchaal was de laatmid deleeuwse maatschappij hiërarchisch, en opgebouwd in duidelijk van elkaar onder scheiden sociale groepen, ook in Reimers waal. Elke groep had zijn eigen identiteit, status en gedragscode. Vrouwen waren zo'n groep. Verzet van vrouwen tegen mannen werd beschouwd als non-conformistisch, onmaatschappelijk gedrag en bijgevolg een afwijking, die niet werd getolereerd. Uiter aard was er sprake van differentiatie, op het niveau van zowel de groepen onderling als tussen de individuele groepsleden. Ver schillen tussen vrouwen werden bepaald door onder andere afstamming, status, leef tijd en huwelijkse staat. Adellijke vrouwen bekleedden bijvoorbeeld een hogere sociale positie dan echtgenotes van rijke kooplui en dachten en handelden naar hun eigen denk- en doekader. Kloosterzusters hadden zich anders te gedragen dan ongetrouwde meisjes uit de lagere klassen. Tussen deze subgroepen was uiteraard wel(eens) interactie, maar de grenzen waren strikt. Men ging vooral om met leden van de eigen sociale groep en subgroep. De middeleeuw se samenleving werd dan ook goeddeels gekenmerkt door sociale geslotenheid. Eer-oneermaatschappij Gesloten patriarchale en hiërarchische samenlevingen hechten bijzondere waarde aan elementen als afkomst, volgzaamheid, code, eer, reputatie en goede naam. Die be paalden in belangrijke mate de plaats van het individu in de groep. Dat gold ook voor de maatschappij van de veertiende-vijftien- de eeuw, een maatschappij vol spanningen en onderhuidse druk. Een maatschappij die ter wille van mannelijke, in het bijzonder elitair-mannelijke belangen en dominantie een grote nadruk legde op volgzaamheid, gemeenschappelijkheid, solidariteit, col lectiviteit en saamhorigheid. Op die manier werd ondanks de ongelijkheid toch een zekere mate van sociaal-maatschappelijk evenwicht bereikt. In zo'n samenleving, bijvoorbeeld die van Reimerswaal (nagenoeg ongeletterd boven dien), speelden doen watje gezegd wordt, vertrouwen, je woord geven en je aan een afspraak houden een zeer belangrijke rol. De genoemde maatschappelijke spannin gen en druk waren onder andere het gevolg van de grote onderlinge competitiedrift tussen de verschillende sociale groepen. Tussen leden van dezelfde groep heerste een vergelijkbare rivaliteit. Het doel van die competitie en rivaliteit was positie- handhaving en -verbetering. Voorwaarden daartoe waren een goede naam, fatsoen, eer en prestige. Zoals te begrijpen valt was men dus zeer gevoelig voor aantasting hiervan en was bezoedeling van iemands aanzien zowel een strijdmiddel als een gruwel. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 22