Hoe een schippersknecht het leven van twee kermisbezoeksters volledig kan veranderen W.P. den Toom We schrijven het jaar 1789. De meisjes Catharina Steutel en Johanna Marcus Liefbroer waren met grote verwachtingen naar de jaarlijkse Goese kermis gegaan om dit hoogtepunt uitgebreid te vieren. Bij een kraam op de Markt hadden ze het een en ander bekeken en op een gegeven moment stiekem ook wat meegepikt. Voor de recht bank hadden ze eerst alles ontkend, maar bij nadere ondervraging toegegeven dat er wel het een en ander onder hun schorten was verdwenen. Burgemeesters en schepe nen vonden dan ook dat zij ten voorbeeld van eventuele navolgers dienden te worden gestraft. Zij hadden twee doeken uit de kraam meegenomen en Johanna werd ook nog beschuldigd van het achteroverdruk- ken van een stuk 'Ruige Boesel'. Dat is blauw katoen voor een boerinnenschort. Dat zou zij aan een schippersknecht heb ben gegeven die achter de kraam was om gelopen. Zij ontkende dat het op die manier was gegaan, maar dat zij door de knecht was gedwongen het te ontvreemden. De verdediging concludeerde dat zij dus niet uit vrije wil had gehandeld. De meiden wa ren natuurlijk al dan niet opzettelijk onder invloed van sterke drank geweest. Hieruit bleek de kwade opzet van de schippers knecht zodat dat zeker een verontschul diging voor hun gedrag was. De eis luidde dan ook: geseling, verbanning en de kosten van het proces. Omdat ze zo lang in voorarrest hadden gezeten, vanaf de kermis in augustus tot de uitspraak in oktober, luidt de uitspraak: acht dagen op water en brood en verban ning voor altijd. Bron: Raze 1575, folio 168. Afb. 1. Stadhuis Goes. (Collectie Gemeente archief Goes.) 36

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2010 | | pagina 38