i
de boerderij. Daar hoorde ook onder andere
bijen verzorgen en honing slingeren bij. Wij
hebben thuis ook bijen dus ik wist daar nog
wat meer over te vertellen. Toen gingen we
nog naar de ambachten kijken. Ze hadden
daar onder andere een zagerij, wielenma-
kerij en een smid. Ze legde daar allemaal
interessante dingen uit over die ambachten
en waar de spullen vandaan kwamen, zo
kwamen alle smidspullen van een smid die
uit Essen kwam en die hadden drie genera
ties achter elkaar een smidswerkplaats. Ze
hadden ook een boekhouding en daarin was
duidelijk te zien dat ze niet altijd met geld
betaalden maar ook wel eens in natura
zoals tien kilo aardappelen. De broer van
de smid ging studeren voor dierenarts in de
stad en toen die overleed, kreeg de smid in
Essen al die boeken. Zo werd de smid ook
de eerste paardendokter in Essen.
Toen gingen we naar een klein kamertje
over het vervoer met karren. Daar was nog
een grappig verhaal. Dat een kolenboer
een paard had gebruikt en je mocht geen
onbemand paard de straat op sturen, dus
zette hij zijn zoontje van vijf op het paard
en dan liep het paard gewoon naar huis
want hij wist de weg en het kleine jongetje
liep ook naar huis want ook hij wist de weg.
Toen moesten we door een hele grote en
hoge loods met koetsen lopen naar het café.
Daar werden nog dingen uitgelegd over
de zageman. Want als
de herbergier naar bed
wou en er was nog één
klant dan zette hij de
zageman op de bar en
als de zageman was uit-
geschommeld moest de
klant weg zijn. Ook als
overdag de vrouw achter
de bar stond, omdat de
man was gaan werken,
kon ze de zageman op de
bar zetten als een klant
Afb. 2. De kar van
Blanche. (Afbeelding
2 en 3: Hugo Hartog.)
heel vervelend ging doen. Als dat gebeurde
begon de roddelmachine op gang te komen
en binnen de kortste keren wist het hele
dorp het. En dat was niet echt positief.
Daarna gingen we naar de koetsen kijken.
Er was een logische volgorde opgebouwd
met voorop de doopkarren om het kind
naar de doop te brengen, het liefst zo snel
mogelijk natuurlijk, dan kwamen de race-
en jaagkarren en aan het eind de begrafe
niskarren met één hele mooie die ze te leen
hadden van de stad Antwerpen. Er waren
nog een paar karren te leen van de stad
Antwerpen en dat waren ook de enige die
verzekerd waren.
Toen vroeg de gids of wij nog wat wouden
zien over de Eerste Wereldoorlog. Toen ze
zag dat wij een heel geïnteresseerde groep
waren liep ze met ons naar de achterkant
van het terrein. Daar was een grenspost
met prikkeldraad en zo. Daar vertelde ze
ons over de smokkel van stof en brieven. Ze
zei dat ze daar nog wel een uur over door
kon praten maar dat duurde te lang, aan
gezien we maar nog maar een half uur de
tijd hadden voor dat het terrein afgesloten
moest worden. Maar we moesten het wel
stil houden want in 2014 (voor degenen
die niet goed kunnen rekenen: tijdens het
schrijven is dat over drie jaar) was het
honderd jaar geleden dat de WO I begon en
dan willen ze er een grote tentoonstelling
35