Kt Schikking Reimerswaal was in de vijftiende eeuw een kleine stad. Een woordenstrijd tussen twee vrouwen bleef, zeker als deze in het open baar uitgevochten werd, niet lang verbor gen. De plaatselijke baljuw zal hiervan dan ook snel gehoord hebben. Hij stelde daarna een onderzoek in, onder vroeg de betrokkenen, hun echtgenoten, de omwonenden, misschien ook vertegen woordigers van de families van slachtoffer en dader. Zo vormde hij zich een beeld van de toedracht, de aanleiding, het verloop en de gevolgen. De baljuw kon daarna twee dingen doen: een schikking voorstellen of de schepenen inlichten. Een schikking vond plaats met zowel de dader als het slachtof fer. De baljuw inde het bedrag en noteerde dit in zijn boekhouding. Hij zond het geld en het financieel verslag, inclusief de aan tekeningen van de schikkingen, naar de grafelijke kanselarij - het eerste gedurende, het laatste na afloop van zijn jaarlijkse ambtstermijn. Klassieke stedelijke strafproces De baljuw van Reimerswaal kon na zijn onderzoek ook de gebruikelijke strafpro cedure volgen en de zaak voor het gerecht brengen. Hiervoor waren nodig een klacht, een verdachte en twee getuigen van de scheldpartij. Het was in veel zaken vol doende dat beiden aangaande de klacht hetzelfde verhaal vertelden. Daarmee was in principe wettelijk bewijs geleverd en kon de vierschaar tijdens de openbare zit ting vonnis vellen en uitspreken. Meestal was de bewijsgaring en -voering echter ingewikkelder. De rechters waren bij de uitspraak gebonden aan het geschreven gewoonterecht en de wettelijke hoogte van de boete. De laatste was, althans de maximumstraf, vastgelegd in de Reimers- waalse verordeningen. Naar gelang de omstandigheden kon hiervan worden afge weken. Net als de huidige konden laat middeleeuwse rechters begrip opbrengen voor en hielden zij rekening met de zwak heden van hun plaatsgenoten. Er moest recht gedaan worden, maar had het zin om de zaak op de spits te drijven? Meestal was de uiteindelijke sanctie een stuk mil der dan de in de verordening vermelde straf. Dat begrip en de 'oplossende' opstel ling van de lokale bestuurders ten aanzien van misdaad en straf, schijnt (algemeen gesteld) in de loop van de vijftiende eeuw in de Nederlanden te zijn verminderd. In plaats van te bemiddelen begon men een grotere nadruk te leggen op werkelijk corrigeren en werd de roep om strengere sancties vertaald in een hardere rechts praktijk. Vandaar de laatste frase in 7 van de verordening van 1494: ende zoe veel meer, dat wil zoveel zeggen als: [de vermelde boete] of een hogere straf, als dat door de rechters gerechtvaardigd wordt geacht.41 Schepenwaarheid Ruzies konden nog op een andere manier voor het Reimerswaalse gerecht gebracht worden. Het stadsbestuur kon zelf een onderzoekscommissie van schepenen instellen, voorafgaand aan of in aansluiting op de onderzoeksrapportage van de baljuw. Ook deze commissie sprak met de buren, de gezins- en familieleden en vooral met het slachtoffer en de dader. Als vastgesteld was dat het daadwerkelijk om een wets overtreding ging werd de zaak ontvankelijk verklaard en kon het delict voor de vier schaar worden gebracht. De rechtszitting had plaats in het stadhuis van Reimerswaal aan de Hoogstraat. Daar Afb. 1. Het bestuur van een stad leest een verordening voor. Miniatuur, vijftiende eeuw. Koninklijke Bibliotheek, Brussel. (Uit: D. Nicholas, Stad en platteland in de mid deleeuwen, Bussum, 1971.) 17

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2011 | | pagina 19