Jan Hogerwerve, een overmoedig lid van de stedelijke
garde in 1796
W.P. den Toom
Jan Hogerwerve woonde als arbeider in
Goes en was tevens lid van de stedelijke
garde. Hij was op zondag 3 juli 1796 zijn
stadgenoot Pieter Faber met zijn sabel
in de Korte Nieuwstraat te lijf gegaan.
Onbekend is waarom hij hem zo stevig
aanrandde. Hij had hem tegen de grond
geslagen en bij de keel gegrepen. Gilles de
Waard, een dienaar van Justitie, had het
gezien en was te hulp geschoten. Jan had
echter gevloekt, geraasd en getierd en zich
krachtig verzet. Hij zei dat hij niet door een
diender wilde worden aangepakt maar dat
de garde hem maar moest meenemen.
Pieter werd ontzet en Jan tot rust gemaand
door Gilles met de mededeling dat hij hem
anders naar de wacht of de baljuw zou
brengen. Jan ging desondanks door met
zijn getier en geraas en verdween naar de
Kaaij. Daar werd hij gevonden door Gilles
en zijn medediender Cornelis Jobse van der
Maas. Jan stond daar temidden van een
groep nieuwsgierigen die hem was gevolgd,
voor herberg 'De Meermin'. Zijn moeder
bleek daar ook bij te zijn en die zag de
dienders al komen. Ze zei: Daar komen de
dienders al om je te halen.
Gilles sommeerde Jan om mee te gaan
naar de baljuw, maar deze ging een beetje
achteruit, trok zijn sabel en zei: Ik ga met
geen diender mee, die moeten van mijn lijf
blijven. Intussen stak hij in de richting
van de dienaars. Hij wist zelfs, toen ze hem
met hun rotting te lijf gingen, Cornelis
door zijn onder- en bovenbroek in zijn dij
te raken zonder hem overigens te kwetsen.
Hij raakte wel zijn ringvinger en zijn pink
en ook de rotting van Cornelis vertoonde
diverse beschadigingen. Gilles gaf hem toen
een klap op zijn arm zodat de sabel van Jan
uit zijn hand vloog. Cornelis zette direct
zijn voet erop zodat Jan die niet meer kon
pakken. Hij ging er als een haas vandoor
met achterlating van zijn hoed en sabel,
maar werd diezelfde avond nog gevat.
Hij probeerde telkens zijn daden te ontken
nen en te bagatelliseren maar uiteindelijk
werd hem te verstaan gegeven dat hem als
gardelid een dergelijk gedrag niet paste.
De aanklager eiste geseling op het schavot,
aan een paal gebonden, met roeden strenge-
lijk door de scherprechter, verbanning voor
dertig jaar en de kosten voor zijn verblijf
en berechting.
De verbanning werd op 3 augustus 1796,
het tweedejaar der Bataafse Vrijheid, door
de schepenen uitgesproken.
DEN
<ZLO€t
ENDINj
OVEN
I73CJ
Afb. 1. Twee panden in de Korte Nieuw
straat, de straat is later omgedoopt tot
Pyntorenstraat. (Collectie Gemeentearchief
Goes.)
29
Bron:
Gemeentearchief Goes, Raze 1575, folio 183r, 184 en 185.
Mggppil
s.
SSSjl l