BIJLAGE Synodaal Reglement voor de Diaco- niën der Nederlandsche Hervormde Kerk Art. 1. In elke gemeente der Nederlandsche Hervormde kerk bestaat eene diaconie of kerkelijke instelling ter verzorging van armen. Art. 2. Diaconiën zijn instellingen van weldadigheid, van zuiver kerkelijken aard, onder kerkelijk bestuur en toezigt, en bestemd om den armen der gemeente met hulp en ondersteuning te gemoet te komen. Art. 3. De kerkelijke verzorging van armen wordt uitgeoefend door diakenen, onder medewerking en goedkeuring van den ker- keraad, en onder toezigt van het classicaal bestuur. Art. 4. De zorg der diakenen voor de stof felijke belangen der armen wordt, zooveel maar immer mogelijk, dienstbaar gemaakt aan de bevordering van hunnen geestelij ken welstand. Art. 5. Ten aanzien van het getal der diake nen, hunne vereischten, hunne benoeming, hunne verhouding tot den kerkeraad en het classicaal bestuur, en wat den duur hunner bediening betreft, wordt gehan deld overeenkomstig de bepalingen van het Algemeen Reglement en de bijzondere reglementen. Art. 6. Elke diaconie zorgt voor de armen, die in het kerkelijk ressort van hare gemeente wonen. Aan armen, die elders wonen, of die zich tijdelijk in eene gemeente ophouden, wordt niet dan in den uitersten nood door diakenen ondersteu ning verleend. Art. 7. Diakenen zorgen allereerst en bij voorkeur voor de arme lidmaten der gemeente en hunne kinderen, doch zul len hunne zorg ook uitstrekken tot armen, die geen lidmaten zijn, indien en in zoover hunne middelen daartoe strekken. Art. 8. Geen arme heeft regt op bedeling; de kerkelijke verzorging van armen is vrije en ongedwongen liefdadigheid. Art. 9. Diakenen rigten hunne bedeling in naar de stoffelijke behoeften en den zedelij ken toestand der armen, in verband met de middelen, waarover zij kunnen beschikken. In geen geval zijn zij gehouden meer per sonen te ondersteunen of meer ondersteu ning te verstrekken, dan hunne middelen gedoogen. Art. 10. Bij armen, die van elders komen inwonen, geven diakenen bijzonder acht op de redenen, die hen tot verandering van woonplaats hebben genoopt, en bepalen hiernaar het bedrag hunner bedeling. Art. 11. Allereerst zien diakenen toe, dat zij door hunne ondersteuning geene luiheid of onmatigheid, noch eenige zedeloosheid bevorderen. Zij trachten het gebruik van sterken drank bij hunne bedeelden tegen te gaan, en verleenen hun, die zich aan misbruik daarvan schuldig maken, in geen geval eenige geldelijke ondersteuning. Art. 12. Diakenen zorgen, zooveel zij kun nen, voor de verstandelijke, zedelijke en godsdienstige belangen van de bedeelden en hunne kinderen; zij dienen hen met raad, hulp en vertroosting; zij zoeken hun arbeid te verschaffen en bevorderen werkzaamheid onder hen; zij zorgen voor het bijwonen der openbare godsdienstoefe ningen bij de bedeelden, voor het gebruik maken van de catechisatie, vooral ook voor het schoolgaan der kinderen. Art. 13. Om in den nood der armen te voor zien, zamelen diakenen de liefdegaven der gemeente in, beheeren de inkomsten der diaconie, en zorgen voor hare bezittingen en eigendommen, ook, zooveel de gebouwde eigendommen aangaat, door verzekering tegen brandschade. Zij doen wat in hun vermogen is, om hunne middelen uit te breiden, vooral door beroep op de liefdadig heid der gemeente, en zoeken alzoo aan de kerkelijke verzorging der armen den ruim- sten omvang te geven. Art. 14. Kerkelijke gemeenten nemen geen subsidie aan van het burgerlijk bestuur, en sluiten met dat bestuur geene zoodanige overeenkomsten, als waardoor diakenen op eenigerlei wijze zouden beperkt worden in de vrijheid en onafhankelijkheid hunner handelingen en in de naleving der kerke lijke wet. Art. 15. Diaconiën, die, tijdens de invoering van dit reglement, gesubsidieerd zijn, of met burgerlijke besturen overeenkomsten 36

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2011 | | pagina 38