een man van aanzien en met de nodige er varing in bestuurlijke zaken, die de kat de bel aanbond. Het was in 1905 toen hij zich aan de hand van een afschrift van het tes tamentuittreksel om advies richtte tot de Goese advocaat mr. J. de Witt Hamer. De mening van mr. De Witt Hamer was dui delijk: het testament stond plaatsing van een orgel in de kerk zonder meer toe, als het maar niet voor rekening van de kerk gebeurde. Hij adviseerde om door de lidma ten van de kerk een orgelfonds in het leven te laten roepen om zodoende het gewenste instrument te kunnen bekostigen. Het was een bemoedigend advies. Het duurde tot 1907 voordat Pieter Linden- bergh enkele medestanders bereid had gevonden om een orgelcomité op te richten. Op 21 november van dat jaar werd een algemene vergadering belegd, waarvoor alle gemeenteleden via een circulaire werden opgeroepen. De opkomst was niet groot, 31 personen gaven zich op als lid van de vereniging. Zij verbonden zich om alvast jaarlijks één gulden contributie te betalen. Weinig, veel te weinig voor een stevig draagvlak in de gemeente. Een groot aantal dorpelingen had voor zichzelf wel een of andere reden om niet openlijk partij te kiezen. Voor de kerkvoogden deed dat er niet zo toe. Ze waren meer dan verbolgen, alleen al over het feit dat Pieter Lindenbergh c.s. een dergelijk initiatief durfden te nemen. En dat buiten medeweten van hun col lege. Op 24 december 1907 verspreidden ze op hun beurt een circulaire, waarin op niet mis te verstane wijze duidelijk werd gemaakt dat de situatie zoals die was, zo zou blijven. Er werd geen enkele mogelijk heid geboden voor discussie of overleg. Het was vanaf nu oorlog in Wemeldinge. Dat kwam het kerkelijk leven uiteraard niet ten goede. De jaren die volgden werd er op het scherp van de snede strijd geleverd. Pijnlijk voor de kerkvoogden was het dat de kerkenraad in meerderheid voorstander was van on dersteuning van het orgelcomité. Vooral de predikant, ds. J.W. Drost, wilde dolgraag een orgel in de kerk. Het mocht allemaal niet baten. Ten einde Afb. 7. Pieter Lindenbergh in 1926 als bestuursvoorzitter van de kunstmestfabriek te Vlaardingen, geflankeerd door Emir Feisal. (Noot 13, D. de Wit, Windmill, pag. 31.) raad deed Pieter Lindenbergh tijdens de vergadering van het orgelcomité op 5 no vember 1915 het voorstel om de activitei ten als geëindigd te beschouwen. Hij was een illusie armer, maar een ervaring rijker. Het zou tot 1952 duren voordat door het optreden van ds. J.G. van Ieperen een door braak in de orgelkwestie werd bereikt.12' De kunstmestfabriek te Vlaardingen Bij akte van 25 mei 1917 werd de 'Eerste Nederlandse Coöperatieve Kunstmest fabriek' (ENCK) opgericht. De nieuwe coöperatie kwam tot stand uit een sa menwerkingsverband tussen de 'Zeeuwse Coöperatieve Kunstmestfabriek' (ZCK) en de 'Noord-Nederlandse Coöperatieve Kunstmestfabriek' (NNCK). De nieuwe coöperatie werd gevestigd te Vlaardingen. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2012 | | pagina 19