houder Jacobus Johannes Koens.
Over het wegennet merkt hij op: Zeker
heeft Zuid-Beveland daaraan zijn verbe
terde communicatiemiddelen te danken,
zoodat op veel plaatsen, de voor paarden
dood aanbrengende zand- en kleiwegen ver
anderd zijn in goede grintwegen, waardoor
het groot aantal ezel-, honden- en hittenkar-
ren gebaat zijn, waardoor weder handels-
operatien worden daargesteld, waarvan
Goes de renten trekt.
Niet te spreken is Geill echter over de
slechte staat van de Wemeldingse Zandweg
in het natte jaargetijde. In het ingezon
den stuk schrijft hij dat Wemeldinge het
alleszins waard is om met een bezoek te
vereren, maar dat dit alleen mogelijk is via
de eentonige postweg en daarna langs de
kanaaldijk. Waag het niet om van Kapelle
over den zandweg naar hier te komen, daar
er alle kans bestaat, wanneer uwe paarden
onderweg niet vallen, dat zij dood af hier
zullen aanlanden. De zandweg is volgens
hem letterlijk onberijdbaar. Hij doet een
oproep aan de gemeentebesturen van Ka
pelle, Wemeldinge en Kattendijke om de
noodzakelijk verbetering hiervan op korte
termijn ter hand te nemen.
Gerard Lepoeter schrijft dat het niet ge
heel duidelijk is of de verbetering van
deze 's winters zeer gevaarlijke zandweg
aan Jan Adam te danken is. Op grond van
nieuwe informatie uit de krantenbank licht
ik onderstaand toe dat zijn bemoeienis met
dit weggedeelte glashelder is en dat hij het
was die de eerste stap heeft gezet om deze
weg te verbeteren.
Wat was de concrete aanleiding voor Jan
Adam om dit ingezonden stuk te schrijven?
Ik meen dat de slechte weersomstandighe
den in de eerste maanden van 1888 hierbij
een belangrijke rol hebben gespeeld.6' De
winter van 1887-1888 was extreem koud
en er was gedurende een halfjaar sprake
van onafgebroken winterweer. De 70-jarige
Buys Ballot noteerde: Sedert den herfst van
't vorig jaar bijna onafgebroken winterkou
de, door ouden van dagen nooit beleefd.
Vanaf de tweede helft van februari 1888
lag er in het hele land een sneeuwdek en
was het vriezend weer. Op 1 maart van dat
jaar was er in Utrecht nog sprake van 11
graden vorst. Op 7 maart is het ijs op de
Hollandse binnenwateren nog een halve
voet dik. Op 16 maart schrijft de Leeuwar
der Courant: Het is wel een grote zeldzaam
heid, dat gelijk dit jaar nog midden maart
niet alleen strenge vorst heerscht, maar er
ook zoveel sneeuw valt. Pas op 30 april is
het eindelijk lenteweer. Het is aannemelijk
dat ook op Zuid-Beveland pas eind maart
1888 de dooi inzette. De berijdbaarheid van
de Wemeldingse Zandweg zal na de dooi
met een bevroren ondergrond wekenlang
miserabel zijn geweest. Geill was ver
trouwd met de begrinding van de belangrij
ke verbindingswegen naar Goes elders op
Zuid-Beveland. De slechte staat van deze
weg moet zijn ergernis hebben gewekt.
Ik ga er van uit dat hij dit probleem heeft
besproken met de Wemeldingse burge
meester, Pieter Dekker, die tot zijn intimi
behoorde. Hij bezocht hem bijna dagelijks
bij wien in elke avond, als mijn tijd het
toeliet, mijn sigaar ging verwarmen.7) Over
Afb.4. Jan Adam Geill omstreeks 1885.
Collectie Gemeentearchief Goes.)
23