Een schrikeffect veroorzaakte de eerste
bisamrat, die in 1952 op de rijksweg bij
Kruiningen werd doodgereden. Het ver
moeden was dat het een solitair, zwervend
mannetje was geweest. Van een plaag was
nog geen sprake, hoopte men.
De Watersnood van 1953 had ook voor de
GD veel gevolgen. Veel koeien die mee
draaiden in het onderzoek naar de voorde
len van k.i. bleken verdronken. De koeien
uit Schouwen werden geëvacueerd naar
een bedrijf in de Poel bij Goes, vervolgens
gekeurd, getaxeerd en verder doorgezonden
naar Walcheren of Zeeuws-Vlaanderen.
Van de aangevoerde runderen moesten er
ongeveer 2.000 naar het abattoir. Varkens
en schapen waren in de ondergelopen delen
van Zeeland vrijwel alle verdronken, even
als het pluimvee. Naar schatting bleven er
nog circa honderd paarden over. Op Tholen
zou het aantal verdronken runderen 2.000
van de 5.000 bedragen. Bij Kruiningen ver
dronken tussen de 1.000 en 1.500 koeien.
De afvoer van de kadavers was een groot
probleem. De destructiebedrijven in Hans-
weert, Son en Overschie zaten bomvol. Met
een bedrijf in Purmerend konden gelukkig
zaken worden gedaan. Friesland schonk
een k.i.-stier zodat de draad van de inse
minatie weer snel kon worden opgepakt.
De inseminator, die weer met het stieren
sperma op stap moest, kreeg een nieuwe
dienstauto. Op de algemene vergadering
van het Stierenstation in de Prins van
Oranje in juni 1953 kon opnieuw de k.i.
gepropageerd worden. Adjunct-directeur
Grootenhuis van de GD hield een lezing
en vertoonde een film. In alle nood van de
Ramp viel een konijn met myxomathose te
Kapelle nauwelijks op; het dier werd wel
onderzocht door de GD.
Beginjaren 1950 begon de centralisatie
van allerlei landbouworganisaties in Goes,
dat uiteindelijk in 1960 zou resulteren in
de bouw van het Landbouwcentrum aan
de Westsingel. De GD ging daar niet naar
toe, want die had in 1954 de beschikking
gekregen over een splinternieuw gebouw
aan de Evertsenstraat, toen de grens van
de bebouwing van Goes-West. Het is het
pand Evertsenstraat 15. Aan het pand
werd een conciërgewoning vastgebouwd,
terwijl een vrijstaande directeurswoning
naast het kantoor verrees. Het kantoor
heeft een zakelijke jaren-vijftig uitstra
ling en maakt een zeer solide indruk. Het
was een ontwerp van het Bouwbureau
voor de Landbouw, ontwerper Nienhuis.
De voordeur heeft een merkwaardige om
lijsting, die bekroond wordt met een soort
miniatuur klokkenstoeltje. Gelijk links van
de ingang zat vroeger het laboratorium,
met een zuurkast en een broedkamer. In
de diepvries werd sperma van stieren be
waard. Daaruit werd in Zeeland het eerste
diepvrieskalfje geproduceerd. In de broed
kamer kon binnen een uur worden bepaald
of melk besmet was, en lagen gevaarlijke
bacillen te rijpen. In het laboratorium was
een grote douche, waar laboranten meteen
onder konden springen als ze onbedoeld
in brand vlogen. Rechts had je de garde
robe met daarachter het microscooplokaal.
Achter het laboratorium bevond zich de
administratie, daarachter het sectielokaal,
Afb. 1. Artist-impression uit 1953
van het gebouw van de Gezondheids
dienst.
33