en daar weer achter een ruimte waar proef
dieren waren ondergebracht. Meestal be
trof dit marmotten, muizen en kuikens. Bij
de opening op 26 februari 1954 verbleef er
ook toevallig een roerdomp, die half dood
gevroren was binnengebracht. Helemaal
achteraan het gebouw was een garage
aangebouwd. Op de eerste verdiepingen
verbleven de directeur en de onderdirec
teur, elk in een eigen kamer, en was nog
meer administratie en een archiefruimte
ondergebracht. Hier stonden meterslange
kasten met kaartsystemen van alle koeien
van Zeeland, 80.000 stuks en hun eige
naars. Deze 'runderlijke' stand bood van
elke koe een vlekkenschets. Verder waren
er kaartsystemen op de abortusbestrijding,
de strijd tegen het zogenaamde 'besmette
lijk verwerpen', ook wel abortus-bang ge
noemd. Op de bovenste verdieping was een
grote vergaderzaal ontworpen. Bij de ope
ning werden een buitenlantaarn en diverse
Delfsblauwe borden aangeboden. Directeur
Wagenaar ontving een fotoalbum dat de
groei van de dienst in beeld bracht. In 1958
werd een apart dierenverblijf gebouwd,
aanvankelijk zonder bouwvergunning. Van
dit gebouw werd in 1963 het platte dak
veranderd in een kap. Het staat er nog
steeds en is nu het activiteitencentrum
De Paerdestal. Wethouder Van de Merwe
opende het in 1997.
In 1955 nam zowel de ZLM als de GD
afscheid vanA.C. Cappon, secretaris-pen
ningmeester van de GD, en ook secretaris
van de Zeeuwse afdeling van de Wolfede
ratie. Hij bleef verbonden aan de Zeeuwse
afdeling van Het Nederlandsche Trek
paard. Bij zijn afscheid kreeg hij een divan
kado. Directeur Wagenaar werd in 1956 tot
hoogleraar in Utrecht benoemd. Zijn af-
scheidskado's waren een filmprojector met
scherm en een vulpen. Hij werd opgevolgd
door dr. J. Tesink.
Dat de dienst een bestaan in stilte leidde,
kan bepaald niet worden gezegd. Voor elke
tentoonstelling van de ZLM werd een stand
ingericht. De geheimzinnige sterfte van zes
koeien van veehouder Salomé te Groede en
het onderzoek door de GD haalde in 1956
de kranten, evenals een boer uit Koude-
kerke die een tbc-koe niet wilde opruimen
maar doorverkocht, wat hem op een boete
van 150 gulden kwam te staan. Dat jaar
werd onderzoek gedaan naar een wormin
fectie bij paarden. Vervolgens ontstond er
tussen het bestuur en adjunct-directeur
Grootenhuis een knallende ruzie, die via
de kranten werd uitgevochten. Het bestuur
meende dat Grootenhuis haar gezag onder
mijnde, en dat hij voorzitter J.P. Linden-
bergh had beledigd. Het bestuur vroeg ont
slag aan bij het arbeidsbureau, maar dat
weigerde accoord te gaan met Grootenhuis'
ontslag. Eind 1958 kreeg hij dan toch eer
vol ontslag en werd hij dierenarts in Nieu-
wenhoorn in Zuid-Holland. De Wolfederatie
schaarde zich enkele jaren later achter een
plan om de schapen in Zeeland uitgebreid
te gaan onderzoeken, zoals dat in de jaren
zeventig met de schapen op het Land van
Saaftinge zou gebeuren.
De opkomende industrialisatie in Zeeland,
vooral in de Kanaalzone bij Terneuzen en
het Sloegebied, kreeg zijn weerslag op het
vee, iets waarmee de dienst direct te ma
ken kreeg. De ene keer haalde een dode
koe bij Terneuzen de krant, gestorven let
terlijk onder de rook van Dow, de andere
keer waren het zieke koeien van boer
Scheele in de Koegorspolder bij Terneuzen.
Hier leken de Nederlandse Stikstof Maat
schappij en de Cokesfabriek te Sluiskil de
veroorzakers van de aantasting. Kopziekte
bij koeien in een weiland naast de Centrale
Vuilverwerkende Industrie in Hulst kwam
vermoedelijk door vuil dat overwaaide.
Alarmerend was de verdubbeling van het
fluoridegehalte in het gras en bietenblad
in het Sloegebied in 1981. Vee dat in de
Kanaalzone uit sloten dronk, werd ook
ziek, doordat vervuild kanaalwater hierin
doordrong. Dit euvel verdween toen Zuid-
chemie waterputten voor veehouders liet
slaan. Schaderegelingscommissies in beide
industriegebieden werden geadviseerd door
de GD. In 1982 keerden de fabrieken in
het Sloe een bedrag van 231.442 gulden uit
aan benadeelde veehouders. Varkenspest
in Eede bij W. Cuelenaere leidde tot rui
ming van het bedrijf, tweehonderd dieren.
34