er meer gedichten van Dingeman bewaard
zijn gebleven.
Het burgerlijk armbestuur van Kapelle
besloot hem in 1913 te plaatsen in het
'Gesticht voor Volwassen Blinden', te Am
sterdam. Voordat het zover was schreef de
secretaris alle blindeninstituten in het land
aan om te vragen of er les werd gegeven in
mandenvlechten en stoelenmatten. Dat zou
namelijk het nieuwe beroep worden van
Dingeman. Daarbij speelde vermoedelijk
mee, dat bij Kapelle veel wissenbossen
waren. Meerdere dorpsbewoners waren als
mandenmaker actief. Misschien dat Dinge
man daar ooit nog eens kon gaan werken.
Alleen in Amsterdam bleek dit vak op het
lesprogramma te staan. De opleiding tot
mandenmaker zou zo'n één tot anderhalf
jaar gaan duren. Veel hing af van de leer
ling, of hij het vak snel of minder snel on
der de knie zou krijgen. Begin 1913 was de
Afb.l. Dingeman Korstanje voor Hotel
Wolfheze, waar het blindeninstituut na de
oorlog tijdelijk was ondergebracht.
(Foto's Collectie Ulbe Anema.)
noodzakelijke uitzet aan kleren bij elkaar
gesprokkeld en kon Dingeman met zijn
wollen borstrokken en elf zakdoeken van
het stille Maalstede naar de Stadhouders
kade in Amsterdam worden gebracht. Per
kwartaal betaalde het armbestuur 37,50
(circa vijftien euro).
Korstanje had het erg naar zijn zin in
Amsterdam. Hij was geen vlugge leerling,
zijn gehele persoon heeft iets langzaams,
meende de directeur van het gesticht,
maar hij was van goede wil en dat was
het belangrijkste. Na driekwart jaar had
Dingeman het matten van zowel een ronde
als een vierkante stoel enigszins onder de
knie. Ook voor een ovaal pakmandje draai
de hij zijn hand niet om, hoewel ook dit
niet perfect van vorm was. Dingeman ging
zelfs brieven schrijven naar het Burgerlijk
Armbestuur van Kapelle. Hiervoor had hij
de beschikking over briefpapier met lijntjes
in reliëf. Een onderwijzer of onderwijzeres
leerde de bewoners op dit papier schrijven
en Dingeman had in zijn lagere schooltijd
natuurlijk wel het schrijven geleerd, toen
hij nog redelijk kon zien. Hij had geen
hoge dunk van zijn eigen geschrijf, brieven
bij elkaar scharrelen noemde hij het. Een
blinde die van het platteland naar de stad
verhuist, krijgt te maken met een enorme
kakofonie aan nieuwe geluiden en lawaai.
Dingeman genoot erg van al deze nieuwe
indrukken. De stadsdrukte gaf hem veel
meer afleiding dan hij ooit in Maalstede
had gekend. Ondanks zijn handicap kreeg
hij in Amsterdam nieuwe kennissen. Een
zoon van de familie Van Antwerpen was
eveneens blind. Via hem kwam Dingeman
regelmatig bij deze Amsterdamse familie
over de vloer. De familie was evenals Din
geman Vrij Evangelisch, zodat het voor de
hand ligt dat Korstanje met hen naar de
Amsterdamse kerk ging. Dingeman kreeg
verder regelmatig bezoek van neef Jozias
Lepoeter, die bij de belastingen werkte en
vanuit Leeuwarden naar Amsterdam was
verhuisd.
Het vlechten vond Dingeman een mooie
bezigheid. Na drie weken aan een stoel te
hebben gewerkt kwam er al aardig zicht
3