tegen Loene, die niet beroepen had mogen worden, omdat hij totaal onbevoegd was en in de tweede plaats tegen de diakenen en de commissie, die dat beroep helemaal niet hadden mogen doen. De vergadering nam dit protest met het uitterste genoegen aan en gav aan de drie gen. Leden der gemeente hare blijdschap zonderling te kennen, dat nog zoveele leden der Catsche gemeente zig wilde houden aan de Wetten van het Christelijk gereformeerd genoodschap en met verontwaardiging de schandelijke pogingen afkeurden die sommige onkundige en dolzinnige dweepers in de gemeente aanwendden om tot hun oogmerk met den aardappelen koper H. Loene te komen en die daaraan de rust, de vreede en eendragt in de gemeente op eene onverantwoordelijke wijze opofferden.8) Predikant en ouderlingen besloten het protest de eerstvolgende kerkdienst van de kansel af voor te lezen. Breeweege die het beroep van de voorzangersstoel had afkondigd, kreeg een verbod om dat nog eens te doen. De smid gaf te kennen dat verbod te eerbiedigen, doch trok zich er niets van aan en kondigde op zondag 29 december het uitgebrachte beroep op Loene nogmaals aan. Het protest van de 53 lidmaten werd echter ter kennis van de classis gebracht. Op 11 januari 1800 was 't weer kerkenraad. Van der Zoo had informatie ontvangen dat Loene, ondanks de bij de classis ingediende protesten, door de groep die hem beroepen had op de kansel zou worden gebracht om hem zijn zoogenaamde intrede te laten doen. De consulent wilde van de diakenen wel eens weten of zij achter deze gang van zaken stonden. Die gaven echter te kennen dat het wat hen betrof, gedaan was met Loene. Ze lieten alles voor rekening van de blinde oefenaar en de groep die achter hem stond. Ze hadden hem beroepen en als hij in Kats erkend zou worden als dominee, dan moest hij het verder ook maar zelf uitzoeken. Ze zouden hem niet ter kansel brengen maar ze zouden hem ook niet tegenhouden wanneer hij dat zelf zou doen. Ze zouden bovendien niet voor de derde keer laten afkondigen dat Loene beroepen was en ze zouden zich niet verzetten tegen een verbod tot het beklimmen van de kansel door Loene. Van der Zoo hield daarop, omdat het Avondmaal gehouden zou worden, censura morum.91 Binnen de kring van ouderlingen en diakenen waren alle plooien glad gestreken. Twee leden van de gemeente, Krijn Breewege en Janus de Ridder, kregen de kerkelijke censuur opgelegd. Breeweege vanwege zijn handelingen rond het beroep van Loene. De Ridder gold als een dronkaard. De diakenen hadden bezwaar tegen de censure van de smid, omdat zij hem de nodige opdrachten hadden gegeven. Daarop besloot de kerkenraad de diakenen te adviseren zich voor de komende keer van het Avondmaal te onthouden. Dat zouden ze doen. Aan Loene schreef men een brief, waarin werd medegedeeld dat hij ten onrechte was beroepen, want strijdig met alle kerkelijke wetten.10' Een maand later kwamen de diakenen op hun standpunt terug. Van der Zoo had de kerkenraad op 16 februari bijeengeroepen om een commissie te formeren, die aan de classis het verzoek zou doen een predikant te mogen beroepen. Diaken I. Koole vond dat onzin. Zijn collega Braamse vulde aan met de vraag wat de classis daarmee nu van doen had. Zolang de zaak Loene niet was afgedaan en die was toch beroepen, zouden zij niet meewerken aan een nieuw beroep. Van der Zoo antwoordde dat Kats vacant was en dat Loene niet wettig was beroepen. Hij zou de vergadering met gebed gaan openen, waarop de diakenen de consistoriekamer verlieten. De aanwezige ouderlingen besloten wel de classis in te schakelen, niet alleen voor een nieuwe predikant, maar ook met de vraag of de diakenen van hun post ontheven zouden kunnen worden. De classis verleende handopening en besloot tevens een commissie naar Kats te sturen.11' De andere partij zat evenwel niet stil. Ingrijpen van de burgerlijke overheid Op 30 maart 1800 zou Van der Zoo in Kats komen preken. Voor de dienst bezocht hij de woning van ouderling Van den Berge. Daar aangekomen, kwamen er twee gerechtsdienaars van de Hoog Baljuw 37

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2012 | | pagina 39