21
maart 1248 te Zierikzee, (vrij van schot van 10 gemet
waarop het klooster gevestigd is, de rest aan de baljuw
te betalen), een oorkonde van Graaf Floris V gedateerd
16 april 1270, inzake vrijstelling over 300 morgen land
op Walcheren en 100 morgen op Noord-Beveland, een
oorkonde van Ruwaard Floris de Voogd van 4 maart
1256, waarbij het klooster werd vrijgesteld voor het
schot voor 200 gemet op Noord-Beveland en tenslotte
een oorkonde uit mei 1258 van Aleid van Holland en
Gravin van Henegouwen Ru waardes, dat het klooster
geen betaling hoeft te verrichten voor 100 morgen land
op Walcheren en 50 morgen op Noord-Beveland. OHZ
V, p. 774. Andere belangrijke giften werden gedaan
door hoge edelen, onder wie Nicolaas van Putten in
1241, die verzocht het klooster te bidden voor zijn
zieleheil. Daarvoor schonk hij tienden en een weide
voor driehonderd schapen onder Strienmonde (tussen
Klaaswaal en Piershil) aan het nonnenklooster OLV
Kamer te Noorddijk (NB), kortweg Marienkamer
genoemd, onder Emelisse. OHZ I, nr. 382. Floris
van Henegouwen, haar zoon, schonk eveneens vele
goederen.
Interessant is dat ook de graven uit het Henegouwse
Huis het klooster in bescherming namen.
Zo lezen we dat in 1355 het gasthuis van Emelisse,
met daarin een altaar gewijd aan OLV, onder be
scherming staat van Graaf Willem V. In een oorkonde
staat vermeld (Empel I), dat op 14 mei 1355 Graaf
Willem V van Holland verklaart dat hij het gasthuis
dat door zijn voorouders is gesticht, in bescherming
neemt en hij machtigt de rentmeester en de abt van
Middelburg om de meesteres van dat convent te ver
nieuwen en uytvoghede te zetten en hij geeft verlof aan
de goede luyden van dat gasthuis om te doen malen
tot wat molen zij willen. Al eerder op 1 april 1341 had
Graaf Willem III (de eerste Hollandse graaf uit het
Henegouwse Huis) een schenking gedaan aan het gast
huis te Emelisse, namelijk 10 gemeten tot de stichting
van een kapellanie. Graaf Willem IV sticht op het Sint
Jan Evangelista-altaar in het gasthuis een vicarie en
fundeert er 11 gemeten land op, gelegen in het land
van Campen.
46. Dr. C. Dekker (a.w.) p. 22.
47. R. van Heeringen, Een nederzetting uit de vroeg
Romeinse tijd, Historisch Jaarboek voor Noord- en
Zuid-Beveland H(JNZB), 1993, p. 19. Hij vermeldt
dat het tempelcomplex Nehalennia in de vierde eeuw
verloren ging. Tevens zijn er meldingen en vondsten
van inheemse boerderijen uit dezelfde tijd. Datering
eerste eeuw, waarschijnlijk bewoond door Menapiërs.
Vondstmelding JROB, 1975, 112 en JROB, 1976,
102. Idem 1977, 124. Ook in D. de Koning/J. Kuipers,
Lucius Secondus Similis en Titus Carinus Gratus, in
AWN Zeeland2005. De vondsten van Piet Zuydweg
op het buitendijkse Kats van een kleine inheemse
boerderij wijzen op dezelfde periode met Menapisch
aardewerk en Romeinse fibula. PDB, inv. nr. 1105,
JROB, 1966, 20. Idem 1975, 113. Idem 1978, 141. Zie
ook waarneming nr. 13792 en nr. 20582. J. Trimpe
Burger dateert het gevonden Romeins aardewerk in
de tijd van Keizer Claudius 41-54. Trimpe Burger,
Romeins importaardewerk Colijnsplaat, HJNZB, 1993,
p. 31-33.
48. Zeeuwse Encyclopedie I, p. 116 en H.J. Smit, De graven
van Holland en Zeeland op reis, Holland in Wording,
p. Ill en R. de Graaf, Oorlog om Holland 1000-1375,
Hilversum, 2004, p. 37.
49. De grote stelle op de Katse Plaat was door afkalving en
afgraving in 1853 verloren gegaan. Adriaan Hollestelle
kon nog uit eigen waarneming putten en gaf aan
dat het een reusachtige omvang had. A. Hollestelle,
Geschiedkundige beschrijving van Tholen, 1896, p. 13.
50. M. Dijkstra en J. de Koning, Zeldzaam van aard. Een
archeologisch perspectief op de Hollandse huldentone-
len, in Holland 2002, nr. 3, p. 130-149.
51. Idem, p. 135.