Dit stukje tekst is in een hand uit het midden uit de zestiende eeuw. Of pastoor Reymarus identiek is met de bezitter aan wie Franco Gerardi het boekje geschonken heeft, is niet uit te maken. Het kan ook zijn dat de bezitter in deze periode om andere reden deze tekst wilde noteren. Putte is vermoedelijk het grensdorp tussen Ant werpen en Bergen op Zoom. Later moet het boek dan in het Bogaardenklooster in Diest zijn beland. Bij de opheffing van dit kloos ter tijdens de regering van Jozef II (1780- 1790) is de kloosterbibliotheek dan (in ie der geval voor een gedeelte) gedeponeerd in de toenmalige Koninklijke Bibliotheek van Bourgondië, de voorloper van de huidige Koninklijke Bibliotheek van België. Het is overigens niet uitgesloten dat in andere archieven nog meer informatie over deze personen te vinden is. Ik denk hierbij met name aan kerkelijke archieven uit Utrecht. Ik heb zelf echter niet meteen de mogelijk heid om dit verder na te gaan. Met deze Noord-Bevelandse studenten in Leuven, plus een oud-Leuvenaar die pastoor in Kampen geweest is, krijgt de geschiedenis van Oud-Noord-Beveland wat meer reliëf. Een nadere verkenning van de Leuvense inschrijvingsregisters zou nog heel wat op het moment onbekende gege vens over de geschiedenis van Oud-Noord- Beveland (en andere gebieden in de provin cie) kunnen opleveren. In de hier volgende appendix heb ik geprobeerd een lijst van studenten voor Kortgene op te stellen. Dat deze studenten naar Leuven gingen is niet zo vreemd: het was de dichtstbijzijnde uni versiteit. Bovendien blijkt heel Zeeland tot op het eind van de zestiende eeuw, tot aan de Tachtigjarige Oorlog, cultureel sterk op Brabant en Vlaanderen georiënteerd. Wat wél opvalt is het aantal. De universiteit van Leuven beleefde haar bloeitijd in de eerste helft van de zestiende eeuw met ruim 2.000 studenten per jaar. Het totale aantal Noord-Bevelandse studenten is ech ter wel hoger dan men misschien gemid deld voor dit eiland zou verwachten. Dit getuigt dan ook van een zekere bloei, zowel materieel als intellectueel. Niet uitzonder lijk misschien, maar toch wel opvallend. Appendix: Kortgeense studenten in Leuven De hier volgende lijst is opgesteld op ba sis van de indices van de Matricule de l'Université de Louvain, vol. I-IV (I: 1903; II: 1954; III: 1958; IV: 1966) en vormt slechts een eerste aanzet. Ik bied hier voor lopig enkel Kortgene (negentien in totaal). Voor Kats en Wissenkerke stelt zich het probleem dat er ook families met die naam bestaan. Zo zijn er mensen 'van Wissenker ke' die Middelburg als plaats van herkomst geven of werd in 1484 een Wolvardus Kats de Circzire (Zierikzee) ingeschreven (II, p. 487, nr. 161). Bovendien is het aantal dat 'van Wissenkerke' (in verschillende spel lingen) afkomstig zou zijn, zo groot, dat het me haast ongeloofwaardig voorkomt (44 voor de periode 1425-1535, wat veel hoger is dan Kortgene dat uiteindelijk een stadje was). Het is niet uitgesloten dat hier eventueel ook nog een andere plaats onder begrepen is. Om geen valse indruk te wek ken heb ik besloten om de lijst van Wis senkerke niet te publiceren voordat deze grondig aan andere bronnen getoetst kan worden. Naast de thans bestaande plaat sen moet bij een volledig onderzoek uiter aard ook rekening gehouden worden met verdwenen nederzettingen zoals Emelisse. In 1461 werd bijvoorbeeld de inschrijving genoteerd van een Jhoannes Petri Hugonis de Emelisse (II, p. 88, nr. 118). Kortgene lijkt als plaatsnaam de minste problemen op te leveren. Ik kan er niet genoeg op wij zen dat het hier slechts om een voorlopige lijst gaat, waarvan de gegevens uit andere bronnen nog moeten worden aangevuld. De inschrijving verliep destijds uiteraard anders dan tegenwoordig. Een student schreef zich maar één keer in, en wel in de faculteit van de artes of vrije kunsten. Er waren vijf faculteiten, maar de studie van de artes of vrije kunsten was voor iedereen verplicht. Enkel wie al een graad van ma gister bezat, kon daarvan worden vrijge steld. Nadat men, normaal na twee jaar, de graad van magister in de artes had behaald, kon men de studie in een van de zgn. hogere faculteiten aanvatten, nl. het wereldlijk recht, het kerkelijk of canoniek recht, de geneeskunde en de theologie. Bij de stu- 32

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2013 | | pagina 34