Afb. 2. De Vrouw
Maatje, 1898. (Collectie
Gemeentearchief Goes.)
onderhoud en hadden een beperkte
levensduur (ongeveer twintig jaar).
Omstreeks 1840 kwamen de eerste ijzeren
schepen (sleepschepen) voor de vaart op
de Rijn. In 1872 werden de eerste ijzeren
zeilschepen gebouwd. De onderhoudskosten
waren lager en het laadvermogen
werd groter. Omstreeks 1920 waren er
nauwelijks nog houten schepen in de vaart.
Behalve sleepschepen en motorschepen
werden er veel ijzeren zeilschepen gebouwd
o.a. op de scheepswerf van de gebroeders
Geleijns. Zij zijn de bouwers van de vier
zeilende binnenvaartschepen, die in dit
boek beschreven worden. Het waren de,
Elizabeth (1), de Avontuur, de Elizabeth (2)
en de Marigje. Dit viertal zusterschepen
vormt het hoofdonderwerp van het boek.
In 1895 kwam de eerste bruikbare
oliemotor op de markt. Het waren vooral
de beurtschippers die er als eersten
gebruik van maakten. De nieuwbouw van
zeilschepen eindigde rond 1930.
De crisisjaren waren een ramp
voor de binnenvaart. Tijdens de
Tweede Wereldoorlog werden vele
binnenvaartschepen door de Duitsers
gevorderd voor de aanval op Engeland
(ging niet door). Na de oorlog herstelde
de binnenvaart zich snel, vele voormalige
zeilschepen werden gesloopt of omgebouwd
tot motorschip. In de jaren zeventig werden
voormalige zeilschepen opgekocht en
omgebouwd voor de chartervaart. Meestal
werden ze in oude luister hersteld.
In hoofdstuk 2 wordt de
ontstaansgeschiedenis van de
binnenvaartklipper behandeld. De
scheepswerf van de gebroeders Geleijns
(Moerdijk) speelde hierin een belangrijke
rol. In 1913 leverden zij de Elizabeth (1)
een tweemastklipper aan een schipper uit
Yerseke. Het was speciaal ontworpen voor
het vervoer van dijkverzwaringsmaterialen
en ander massagoed in Zeeland en op de
Rijn. Het waren toen moderne schepen, die
door twee man gezeild konden worden.
In 1914 kwamen de Avontuur en de
Elizabeth (2) in de vaart en in 1915
de Marigje. Aan ieder van deze vier
zusterschepen hebben de auteurs een
hoofdstuk gewijd, waarin zowel het wel en
wee van de schepen als van de mensen aan
boord wordt weergegeven.
Een hoofdstuk gaat over de scheepswerf
van de gebroeders Geleijns. De werf werd
rond 1900 opgericht en werd in 1966
opgeheven. In dit hoofdstuk is een lijst
opgenomen van alle schepen die op de werf
gebouwd werden.
In een apart hoofdstuk wordt de zijschroef
behandeld. Volgens de woordenlijst is het
een voortstuwingsinstallatie waarmee veel
zeilschepen na verloop van tijd werden
uitgerust. Via een meestal op het voordek
geplaatste motor werd een buitenboord
hangende schroefas met schroef
aangedreven.
De zijschroef werd ook wel de 'lamme arm'
47