Het oorlogsmuseum van Jan Adolf Wilton van Reede Koen van Rooijen Afb. 1. Landbouwtentoon stelling te Goes in 1929, met Prins Hendrik tweede van links. (Uit: Ons Zeeland.) De kroon op 't werk Op vrijdag 21 juni 1929 bracht Zijne Koninklijke Hoogheid Hendrik, prins der Nederlanden, hertog van Mecklenburg een bezoek aan de Landbouwtentoonstelling te Goes. Hij bezocht de tentoonstellingsstands op het terrein, lunchte in Hotel Centraal waar de prins op het aanstaande jubileum van de burgemeester proostte. Daarna keerde men weer terug naar het tentoon stellingsterrein, waar het ringrijden bezig was. De prins sprak een vriendelijk woord, bekeek de getoonde paarden en reikte prijzen uit aan de winnaars. Hierna bezocht de prins het oorlogsmuseum en gebruikte daarna nog een maaltijd in het Landbouw- huis.1' Het was waarschijnlijk een gewone werkdag voor de prins, maar het bezoek aan het oor logsmuseum in het woonhuis van de Goese bankier Jan Adolf Wilton van Reede maakte het toch bijzonder. De prins was namelijk zeer geïnteresseerd in de verzameling. Hij beloofde Wilton van Reede enkele aanwin sten te sturen voor zijn oorlogsmuseum. Veertien dagen later kon Wilton van Reede opgetogen de krant melden dat de prins zijn belofte was nagekomen. Samen met een zeer waarderend en vriendelijk briefje namens de prins kreeg Wilton van Reede de volgende geschenken: Een marmeren presse-papier met een stuk hout van een ge torpedeerde boot met het onderschrift: Mai 1915 Bolimow. Verder een geel oorlogslint met de woorden: Vivat Fridericus, Fransis- kus, vivat die Tapferen Mecklenburger met de data en de plaatsen waar deze dappere Fridericus gevochten had. Dit soort linten (Vivat Bander) werd verkocht ten bate van het Rode Kruis. Tenslotte schonk de prins een uiterst zeldzaam Delfts blauw bordje. Op het bordje staat een zeilschip en de spreuk Houdt moedig zee. Onder het schip is een doodskop met het jaartal 1914 te zien.2' Blijkbaar vond de fabrikant de doodskop toch iets te macaber en heeft hij het bij 98

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 102