Zelf hadden we die avond aan het einde
van de dienst ons reisbiljet al ontvangen
en we gingen dan gewoon naar de kantine
die buiten de poort was. 't Werd al najaar
en zo rond half acht gingen we op stap. We
waren meestal met een man of drie, vier,
meest van ons eiland. We liepen dan over
Dinteloord naar Steenbergen. Hoe dat ging
in die tijd van het jaar is makkelijk te ra
den. De hoofdwegen waren verhard, maar
de polderwegen waren een en al modder
en alles moest natuurlijk in het stikdonker
gebeuren. We waren dan zo rond een uur
of elf in Steenbergen en dronken nog een
kop koffie in het tramcafé bij Van Tilburgh.
Dan namen we de posttram van half
twaalf, die nog verbinding gaf tot Brou
wershaven.31 De terugweg ging op dezelfde
manier, ook in 't holst van de nacht. De
laatste tram vertrok van hier om half tien
en dan was je nog voor sluitingstijd in het
tramcafé. Ook dan dronken we nog een kop
koffie alvorens te voet verder te gaan. Het
weer was ook niet altijd even aangenaam,
maar dat deerde ons niet. Zo waren we dan
rond een uur of vier weer op onze bestem
ming. Het binnenkomen gaf ook nogal eens
tumult, want 't was natuurlijk volledig
donker en dan moest je je eigen strozak
weer opzoeken. Veel last van slapeloosheid
had je dan niet meer.
De dagen die je thuis had doorgebracht
hadden ook wel een doel. Overal immers
kwam men handen tekort. Was het niet bij
jezelf dan was er bij een ander wel wat te
doen. Thuis hoorde je steeds hoe het buiten
ons land toeging. Het was verschrikkelijk
te horen hoeveel er daar al waren gesneu
veld. België was snel geheel verpletterd
en de Duitsers rukten op naar Frankrijk.
Daar waren ze gauw genoeg en hier zou de
strijd moeten worden uitgevochten, 't Ging
er hard aan toe en niemand kon vermoe
den dat het tot 1918 zou gaan duren. De
Duitsers vernielden alles op hun weg.
De enorme verdedigingswerken rond de
grote vestingen werden vernietigd met de
'Dikke Berta', een monsterkanon van 48
centimeter, waartegen niets bestand was.
Toen de strijd in het noorden van België
nog woedde, waren duizenden Belgische
militairen over de grens gevlucht, die allen
door onze soldaten werden geïnterneerd. Ze
werden in grote kampen ondergebracht en
dus had onze militaire leiding er weer een
zorg bij. Voor die jongens was het fijn dat
ze uit de strijd waren en zolang ons land de
neutraliteitspolitiek kon handhaven, was
voor hun ook het gevaar geweken. Ze moes
ten wel tot na de oorlog hier blijven.
Het leven in het fort ging zo z'n gewone
gangetje. Alles liep gesmeerd zou je kunnen
zeggen, volgens een vast omlijnd program.
Er werd steeds meer voor de militairen
gedaan door de burgers en vrouwen thuis.
Je hoorde toen nog niet van vrouwenver
enigingen, maar overal in 't land vormden
de vrouwen groepen die zich bezig hielden
met het breien van wanten, dassen en
bivakmutsen, alles ten dienste van hun
jongens. Ook door de commanderende
officieren werden er zo nu en dan verbe
teringen aangebracht. Een daarvan was
dat er een speciale soldatenkrant werd
uitgegeven, waarin je kon lezen wat er
zoal in het leger gebeurde. Ook kregen
we vrijdom van briefport. Nu kostte een
zegel maar 5 cent, maar er werd nogal wat
afgeschreven en het liep dan ook aardig op.
Voor mij was het zeker een voordeel want
ik schreef nogal veel. Daar was natuurlijk
eerst m'n meisje dat nogal eens een schrijf-
beurt kreeg en verder, de gehele diensttijd
door, elke week, mijn zuster in Middelburg.
Dat waren doorgaans geen kleine briefjes.
Nu ik het toch over schrijven heb schiet
me nog iets leuks te binnen. Toen ik voor
m'n nummer in dienst zat had ik daar ook
een maat uit Zierikzee, die niet lezen of
schrijven kon. Hoe dat nu mogelijk was is
me nu nog een raadsel. We waren beiden
even oud, dus hij viel ook onder de leer
plicht en het was er ook geen die je bij de
sufferds moest indelen. Hij nam me in de
arm als vertrouwensman en dan schreef
ik voor hem steeds aan z'n meisje. Tevens
moest ik ook haar brieven voorlezen maar
dat bleef eerlijk onder ons en kwam niet
verder. Er waren er wel meer die niet of
nauwelijks konden lezen en schrijven en
onder de dienstplichtigen zaten er van alle
vakken en beroepen, ook onderwijzers. Die
werden belast met het geven van onder-
6