Omtrent de vreeselijke mijnontploffing te Zierikzee worden nog de volgende bijzonder heden medegedeeld: De mijn-ontploffing heeft plaatsgehad bij de Nol, op 20 minuten van de stad. Gisterenmorgen vroeg bemerkten de 3 zoons van den landbouwer Kats- hoek, dat een mijn was aangespoeld. Een hunner trachtte met den 60 jarigen knecht Verburg en met den 12 jarige jongen De Haan, door te trekken aan den staaldraad, waaraan de mijn bevestigd was, deze op den berm te werken, terwijl de twee andere zoons van Katshoek de mijn naar boven trachtten te duwen. Plotseling had een ge weldige ontploffing plaats, die de huizen in Zierikzee deed trillen. Alle vijf personen werden gedood. Van, hen, die aan den staaldraad trokken, zijn de lijken gevonden. Den 66(!) jarigen Verburg, een gehuwd man waren beide benen afgeslagen. De lijken van hen, die de mijn opduwden, zijn niet gevonden en waarschijnlijk in zee gespoeld. Het terrein is door landweermannen afgezet. De verslagenheid te Zierikzee is groot. Vlissingse Courant, 3 maart 1915 verlaten en na enige tijd werd dat wer kelijkheid, maar ik zou die tijd van het fortleven niet volledig hebben behandeld als ik het volgende zou hebben vergeten. Onze Koningin, Wilhelmina, was in die tijd een erg actieve vrouw. Ze ging door het gehele land om de militairen te bezoeken en ze was altijd onderweg. Zo ook hebben wij een bezoek van haar gehad. Zoiets ging altijd zonder bepaalde plechtigheden maar denk nou ook weer niet dat ze zo maar een dagje kwam. Ze werd dan door de oudste officier rondgeleid en er werd geen parade of inspectie gehouden. Er gold een regel dat we die dag niet in werkkleding mochten lopen. In het najaar van 1915 lieten we het fort achter ons en vertrokken we naar Yerseke. Daar waren 's morgens de mannen van de Landweer vertrokken en wij namen hun plaats in. Wij werden hij burgers ingekwar tierd, maar uiteraard zonder voeding. De bevolking van Yerseke ontving ons goed, ze hadden daar tenslotte al meer dan een jaar met soldaten omgegaan. Het waren joviale mensen, waarbij je je gauw thuis voelde. Mijn kwartier werd, met meerdere soldaten, aangewezen bij Kees Bolier. 't Was al een bejaard echtpaar en de man deed dienst als particulier wachtman op de oesterbanken.4' De meeste mensen daar verdienden hun geld in de mossel- en oesterteelt. Die cultuur was eigenlijk het voornaamste bestaansdoel van 't dorp. Er waren daar ook schatrijke 'oesterboeren'. Onze dienst bestond ook hier voornamelijk uit wachtlopen. Vanuit het dorp betrokken we de wacht bij de Postbrug, de Vlakebrug en het station Yerseke en te Hansweert. Dat lag allemaal nogal op flinke afstand van het dorp. Onze wachtlokalen waren in de Zanddijk gegraven. Dat was ook niet zo veel moois, maar de uren tussen de wachten verbleven we daar. Nu lagen de wachtposten op ongeveer een uur afstand uit elkaar, dus als je werd afgelost wasje zomaar niet in je wachtlokaal. Naarmate het later in het najaar werd, werden de moeilijkheden voor ons groter. Het werd al vroeg stikdonker en dan moesten we ons verplaatsen langs de polderwegen. Ons verblijf op Yerseke is niet van lange duur geweest, want begin oktober vertrok ken we weer met onze gehele compagnie naar Kruiningen, een echte plattelandsge meente, waar de bevolking overwegend van de landbouw leefde. Ook daar werden we ingekwartierd. We kwamen met vijf man in het gezin van Kristiaan Maas, een klein boertje met een gezin met drie jonge kinderen, 't Was maar een gewone arbeiderswoning, maar de zolder was voor ons.5) We moesten vanuit dit dorp ongeveer dezelfde wachtposten betrekken als vanuit Yerseke. We konden goed met de mensen en de kinderen op schieten, dus verliep alles zonder stoornis sen. Ik heb bij die mensen ook nog een week mijn vrouw te logeren gehad, 't Was 8

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 12