ten. Een paar van hun voormannen kwam op het idee om ze gekookt of ingemaakt te verkopen. Dit lukte en het gaf handen vol werk. Iedereen profiteerde ervan. Je haalde een baal mosselen, maakte ze schoon en kookte ze. Als je ze dan weer inleverde werd je uitbetaald naar het aantal kilo's datje bracht. Kolen waren er niet, maar aan hout was wel te komen. De meeste mensen beschikten over een fornuis, dat nog stamde uit de tijd dat er nog varkens poten gekookt werden en daar kookten ze dan die mosselen op. Denk nu niet dat daar grote bedragen mee werden verdiend, maar 't was een aanvulling en iedereen had grote uitgaven. Kolen waren er al lang niet meer, dus aan je kolenbonnen had je ook niets. Nu waren er nog wel kolen van slechte kwaliteit te krijgen, maar dat was alleen voor de grote beurzen. Het waren 'smok- kelkolen', die hier en daar per schip werden aangevoerd. Die schepen werden dan in achteraf gelegen havens gelost en daarna werden de kolen met paard en wagen rond gebracht, liefst in de nacht, want het was verboden ze te verhandelen. Zelf heb ik ze nooit behoeven te kopen. Mijn schoonvader werkte op de gasfabriek en de mannen die daar werkten kregen elke week een mud parelcokes op hun kolenbon. De tijden wa ren moeilijk voor iedereen. De winter van 1917 op 1918 kwam en er was een gaatje voor me, als terreinwerker op de gasfabriek. Dat hield in datje al het voorkomende werk moest verrichten. In 't begin was 't me wel vreemd, maar ik was er spoedig aan gewend. Ik werkte daar tot na de winter en ben er toen vertrokken. We waren dus 1918 ingegaan onder dezelf de moeilijke omstandigheden. Nog steeds werd alles schaarser, vooral de brandstof fen. Alles wat maar branden kon was wel kom. Er waren hier ook al een paar zaken lieden die overgingen op de houthandel. Ze kochten in Noord-Brabant dennenbomen op. Die werden dan hier gezaagd en ver kocht. Dat hout brandde nogal goed, want in dennenhout zit veel hars. Wat het in die tijd per 100 kilo kostte, weet ik niet meer, Nadat Middelburg in 1854 de eerste Zeeuwse gasfabriek liet bouwen volgde Zierikzee kort daarna. Het raadslid Ochtman stelde in 1855 voor om de haalbaarheid van een gasfabriek te onderzoeken. In februari 1856 werd de bouw gegund, op een perceel bui ten de Noordhavenpoort en in 1857 kon het eerste gas geleverd worden. Er werd een klein leidingenstelsel in de stad aangelegd en op 15 januari 1857 liet men als proef enkele lantaarns in de stad op gas branden. In de loop van de jaren zeventig liep het aantal gaslantarens op tot 160. Het gas bereidde men uit steenkool. Bij het productieproces was ook veel water no dig, dat men hoofdzakelijk uit de gracht tussen de Noordhavenpoort en de Nobelpoort betrok. Verder werd er ongebluste kalk bij gebruikt en metaalsulfaten. Bijproducten waren onder meer cokes en teer, welke op hun beurt inkomsten opleverden. Afvalstof fen zoals ammoniakwater, loosde men eenvoudig op het Havenkanaal. In 1905/1906 werd de fabriek vernieuwd en uitgebreid. De jaren 1940-1945 waren moeilijk, waarbij men alle mogelijke moeite deed om gewoon te leveren. In 1943 en 1944 werd de fabriek gebombardeerd. Ook de watersnoodramp veroorzaakte grote schade. In 1955 ging men over van gasproduktie uit steenkool naar het gebruik van luchtpropaangas dat per tankauto aangevoerd vanuit Pernis. Zo werd de gasfabriek omgevormd tot een distributiebedrijf. In 1966 ging het bedrijf op in de Zeeuwse Gas maatschappij NV ZEGAM, welke later fuseerde met de PZEM. De komst van het aard gas betekende het definitieve einde van het bedrijf. 14 Bronnen: zierikzee-monumentenstad.nl, tekst: Betty Blikman-Ruiterkamp. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, inleiding inventaris Gemeente-Gasfabriek te Zierikzee, 1856-1965 (1966). www.stad-en-lande.nl/publicaties/artikelen.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 18