zelf in hun levensonderhoud konden voor
zien. Dit aantal werd eind oktober 1914 op
ongeveer 20.000 geschat.
Vluchtelingenkampen
Deze vluchtelingenkampen stonden onder
toezicht van de Nederlandse overheid. De
belangrijkste vluchtelingenkampen werden
opgericht in Gouda, Ede, Uden en Nun-
speet.
De Nederlandse regering deelde de vluch
telingen in drie categorieën in: de onge
wenste, de minder gewenste en de fatsoen
lijke burgers.14' De status die men had,
was bepalend voor de internering in een
kamp. Waarom was deze indeling noodza
kelijk? Omdat de rijkere vluchtelingen dan
niet samen in de kampen met de armste
vluchtelingen zouden worden onderge
bracht.
Overplaatsing naar een van de kampen
was niet altijd vrijwillig. In de kampen
streefde men naar het type huisvesting dat
paste bij de sociale status van de vluchte
ling. De meer vermogende Belgen mochten
zich buiten de vluchtoorden vestigen.
In de praktijk kwam er van deze tweede
ling in arme/niet fatsoenlijke en rijke/wel
fatsoenlijke vluchtelingen niet veel terecht.
Dit was ook de reden dat de maximale op
namecapaciteit van de vluchtoorden nooit
volledig is benut. Het waren meest vrou
wen, kinderen en bejaarden die in de kam
pen huisvesting kregen. Op het hoogtepunt
waren er in Nunspeet 7.050 personen, in
Ede maximaal 5.400 en in Uden 7.020.
De Belgische overheid was bang dat de
kinderen van vluchtelingen te veel onder
wijs zouden mislopen. Sommige kinde
ren ondervonden ook problemen met het
spreken van hun moedertaal. Vandaar dat
de Belgische minister Prosper Poullet in
Nederland scholen voor de vluchtelingen
wilde oprichten.15'De minister beklemtoon
de de dankbaarheid van België ten opzich
te van Nederland, maar uit de volgende
quote blijkt dat hij bang was voor een te
sterke assimilatie met Nederland. Prosper
Poullet: Vergeet daarbij nooit, dat gij
Belgen zijt, en hebt uw ongelukkige vader
land boven alles lief. Deze regel was vooral
gericht aan de Belgische jeugd. Vanaf 1915
werden waar mogelijk scholen opgericht
in de landen waar de gevluchte Belgische
burgers zich bevonden.
Nederlandse houding ten opzichte van
de Belgen
De houding van Nederland ten opzichte
van de opvang van de Belgische vluchte
lingen werd door de regering op concrete
wijze verwoord in de troonrede van 15
september 1914: Diep begaan met het lot
van alle volken, die in den krijg zijn meege
sleept, draagt Nederland de buitengewone
lasten, die het worden opgelegd, gewillig
en ontvangt met open armen alle ongeluk-
kigen, die binnen zijn grenzen een toevlucht
zoeken.16)
De Nederlandse regering huldigde het
standpunt dat de opvang van vluchtelingen
in eerste instantie aan particulieren moest
worden overgelaten. Tijdens de jaren 1914
tot en met 1918 lijkt er in het algemeen
sprake te zijn geweest van een tolerante
grondhouding van de Nederlandse sa
menleving tegenover de vluchtelingen.
Het ligt voor de hand dat de Nederlandse
samenleving deze houding ook aannam op
grond van haar neutraliteit. Daarnaast
zou het ook onmogelijk geweest zijn om de
Belgische vluchtelingenstroom vanuit het
zuiden tegen te houden. Particulieren wer
den dan ook min of meer gedwongen om
vluchtelingen in hun huizen op te nemen
om zodoende de orde en rust in stad of dorp
te bewaren. Er was in het algemeen sprake
van een grote hulpvaardigheid.
Naarmate de jaren verstreken ontstond er
bij de Nederlandse bevolking wel een groei
ende weerstand. Meer dan eens was er
sprake van irritatie omdat de vluchtelin
gen soms beter betaald werden voor werk
dan de eigen inwoners. Als een werkgever
in de gemeente Amsterdam voor een va
cature een vluchteling aannam, moest hij
verantwoorden dat er voor dezelfde baan
geen inwoner van de eigen gemeente te
vinden was.
Geconcludeerd kan worden dat de Neder-
22