200 200 200 56 200 200 200 £0 Rijks-Broodkaart 200 200 200 50 200 200 200 Sö aanwezige voorraad door het gemeentebe stuur in beslag worden genomen. Door de minister werd er verder op gewezen dat geen grotere hoeveelheden in voorraad mochten worden gehouden dan de koper voor regulier verbruik van enkele weken nodig zou hebben. In gemeenten zonder meelfabrieken of zonder grote opslagplaatsen voor voedings middelen rees al spoedig de vraag of het met het oog op de afnemende voorraden aan tarwebloem niet raadzaam zou zijn om deze grondstof door het gemeentebestuur zelf te laten aankopen. Dit was voor de meeste gemeentebesturen echter (nog) een te grote stap; slechts enkele gemeenten in ons land gingen in de beginperiode hiertoe over. Het bakken van noodbrood Omdat de voorraden tarwebloem spoedig ontoereikend waren voor het bakken van wittebrood namen verschillende gemeenten al snel extra maatregelen. De gemeente Den Haag liep hierin voorop. De burge meester van Den Haag besloot dat door de bakkerijen tot nadere aankondiging geen andere broodsoorten mochten worden ge bakken dan noodbrood. Dit was bruinbrood met een gehalte aan tarwebloem van ten hoogste 25%. Ook mocht klein wittebrood worden gebakken van ten hoogste 60 gram. Bovendien verbood Den Haag de invoer binnen de gemeente van andere dan de genoemde broodsoorten. Door de schaarste aan veevoeder steeg de prijs van de zemelen. De toevoeging hier van aan brood moest dan ook worden ge stopt. Bovendien liet het zich aanzien dat de voorraden tarwebloem verder zouden verminderen doordat de invoer van tarwe uit Amerika stagneerde. Dit alles leidde er toe dat samenstelling van het noodbrood later werd gewijzigd en bestond voortaan uit 30% tarwebloem, 30% rijstmeel en 40% tarwemeel. Dat in Den Haag klein wittebrood mocht worden gebakken had als doel de werk loosheid onder bakkersknechten zo veel mogelijk te voorkomen. Bovendien behield men op die manier de mogelijkheid dat Afb. 2. Een gewone distributiekaart voor brood met bonnen voor 200 gram en 50 gram brood. Collectie gemeentearchief Goes.) lijders aan een ziekte van de spijsverte ringsorganen en andere lijders aan een ernstige ziekte nog wittebrood zouden kun nen kopen. Een praktisch probleem in Den Haag was wel dat regelmatig brood werd geleverd met een te laag gewicht. De gemeente nam maatregelen om dit tegen te gaan. Er werd door de gemeenteraad een verordening aangenomen om het gewicht en de samen stelling van het brood door de gemeente lijke keuringsdienst te laten controleren. Aanvankelijk was het verbruik van nood brood door de laagste volksklassen minder groot dan verwacht, maar langzamerhand groeide de waardering hiervoor. Al in de tweede helft van oktober 1914 was de productie in de gemeente Den Haag 40.000 broden per dag of ruim 2/3 van het totale broodverbruik. De succesvolle acceptatie van noodbrood in Den Haag bleef landelijk niet onopgemerkt. Zo werd onder meer in Amsterdam, Groningen, Leiden, Tilburg, Dordrecht, 's-Hertogenbosch, Hilversum en Deventer ook spoedig noodbrood gebakken. Vervangende broodgrondstoffen In grote haast werd verder gezocht naar een broodsoort die tegen een lagere prijs zou kunnen worden verkocht en waar- isDOf.bioem Gram brood Gram brood. er. brpor GrjKootf of tsaGr.biocm. Gram brood. Gram brood. g, b:„, Uitsluitend ten gebrutke têfi v<*" den houder en het v gezin waartoe hij behoort 3 V Gr. brood. DWrvAl u.Wr-Dfll>r»»M. Aouurfu.. Gr. brood. Gram brood. Gram brood. Gram brood. G'. brood Gram bt£p<J. G;am.Oreod. Gram brood. o,. mu. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 46