van broodkaarten doorbladert, komt onder
de indruk van de grote nauwgezetheid
waarmee de broodkaarten in 1917 en 1918
werden verantwoord. Dit bracht veel admi
nistratief werk mee. Een tweetal voorbeel
den ter illustratie.
Bij de gemeente Goes vervoegde zich op 4
mei 1918 de heer Dronkers aan de balie.
Zijn broodkaarten van week 48 waren zoek
geraakt. Hij meende dat zijn vrouw die niet
wel bij haar hoofd is deze broodkaarten
had weggenomen, verborgen of vernietigd.
De gemeente bracht dit ter kennis aan het
Centraal Broodkantoor en deze berichtte
enkele dagen later dat hier geen fraude in
het spel was en dat een nieuw stel brood
kaarten voor de 48e week kon worden
uitgereikt.
De gemeente Goes schreef op 24 juli 1918
een brief aan het Centraal Broodkan
toor met het verzoek om een tweede stel
broodkaarten voor de familie J.A.L.U.
Fukken zulks naar aanleiding van eene
inbraak, welke in den afgeloopen nacht te
zijnen huize heeft plaats gehad en waarbij
o.m. ook de broodkaarten van het gezin zijn
ontvreemd. Ook de familie Fukken kreeg
nieuwe broodkaarten.
Alle tarwe Rijkseigendom
Het Rijksgraanbureau in Den Haag
regelde de graanafzet en de verdeling zo
veel mogelijk centraal. Daartoe was in
elke provincie een Regeringscommissaris
inzake de Rijksgraanverzameling benoemd.
Voor Zeeland was dit J.W.A.G. Baron
Collot d'Escury te Hontenisse. De rege
ringscommissaris kreeg te maken met het
verschijnsel dat relatief veel boeren zelf
hun brood bakten. Het tegengaan hiervan
lag zeer gevoelig bij landbouwers die zelf
graan verbouwden. Ook de molenaars
verzetten zich hiertegen. Met een schrijven
van het ministerie van 30 augustus 1917
werden hiertegen scherpe maatregelen
afgekondigd. Ook personen die zelf hun
brood bakten van hun eigen graan moesten
in het bezit zijn van een broodkaart. In
een brief van 4 september 1917 aan alle
burgemeesters in de provincie Zeeland be
richtte regeringscommissaris Baron Collot
d Escury naar aanleiding van deze scherpe
maatregel: Ugelieve tegen overtredingen
echter streng op te treden, en de molenaars
in Uwe gemeenten mede te delen, dat geen
tarwe meer mag worden vermalen, zijnde
alle tarwe Rijkseigendom.
In de loop van 1918 werd landelijk op de
boeren steeds verdergaande druk uit
geoefend. Zo werden ze gedwongen hun
oogsten van granen, zaden en aardappelen
aan de regering af te staan en de boeren
kregen vergaande teeltbeperkingen en
-geboden opgelegd. Regelmatig overlegde
de Zeeuwse regeringscommissaris Baron
Collot d'Escury in het laatste oorlogsjaar
met de boeren om waar dit mogelijk was
weidegrond te scheuren en dit in gebruik te
nemen voor het verbouwen van koren.
De voeding van trekhonden
In het begin van de twintigste eeuw was de
maatschappelijke betekenis van trekhon
den nog groot. Ook deze honden werden
A/7). 6. Minister F.E. (Folkert) Posthuma
(1874-1943). Hij was tijdens de Eerste
Wereldoorlog in het kabinet Cort van der
Linden belast met de voedseldistributie. De
minister moest vele impopulaire maatrege
len nemen. (Nederland in den Oorlogstijd,
1920, p. 284.)
47