meerdere bommen vielen ook op of door het huisje van twee zusters in de Molenstraat. Ze werden beiden gewond maar overleef den het. Hun huisje werd geheel vernield en in de schamele resten brak ook nog brand uit. Het ergste gevolg van de bommen was wel in 't Karsteil. Daar viel een bom op het huis van de familie Leydekker, waarbij man, vrouw en pleegzoon om het leven kwamen. Als bijzonderheid valt het vol gende op te merken over dit gezin. Het was in de laatste jaren vóór 1900 geëmigreerd naar Zuid-Afrika en wel naar Transvaal. Ze waren in 1900 tijdens de Boerenoorlog voor de Engelsen gevlucht en nu, zeventien jaar later, toch nog door de Engelsen gedood. Het onderzoek naar oorzaak en gevolgen werd direct in handen gegeven van de mili tairen. Dit wees later uit dat alle gevonden scherven van Engelse makelij waren. De regering drong op schadevergoeding aan en, hoewel het lang duurde, is later toch alles vergoed. Ook zelf heb ik nog wat vergoeding gekregen voor kapotte ruiten, die waren er meer. Ook verder uit de buurt van de explosies. De schaderegeling was in handen van de gemeentearchitect, Van Dort. Alles diende eerst door hem te zijn onderzocht alvorens men tot schadevergoe ding overging.' Bij de schade die de bommen op Goes veroorzaakten ging het zowel om materiële als immateriële schade. Het bepalen van het bedrag van de eerste categorie was vrij eenvoudig. Er werden enkele taxateurs aangesteld om daar een rapport over op te maken. De schade aan panden en inventa ris werd getaxeerd door de gemeentebouw meester F.G.C. Rothuizen, timmerman aannemer L. de Beste en glashandelaar W. Wattez. Zij kwamen op een bedrag van ƒ12.609,19. De schade aan de schepen Wilhelmina en Koophandel werd getaxeerd door scheepsbouwmeester en expert Joh.H. Auer uit Hansweert. De schade aan de Wilhelmina bedoeg 1.896,82, aan de Korenbeurs zelf was geen schade. Wel aan de inventaris: 174,50. Voor de Wilhel mina kwam de schade aan de inventaris op ƒ1.331,25. Afb. 4. Schade in de keuken van M.P. de Looff. Foto J. Coenen, Wijngaardstraat, Goes. De immateriële schade was moeilijker vast te stellen. In de eerste plaats moest er een voorziening getroffen worden voor de nabestaanden van Jacob Visser vond men. Voor de weduwe werd door een actuaris een levenslange lijfrente berekend op basis van de veronderstelling dat haar man 1.250,- per jaar zou verdienen. Voor de kinderen moest er een jaarlijkse uitkering van 210,- komen, tot en met hun eenen twintigste jaar. Een van de kinderen was gehandicapt en omdat verondersteld werd dat hij nooit in staat zou zijn om te werken werd voor hem een bedrag aan lijfrente begroot, levenslang, van 600,- per jaar na zijn eenentwintigste. In totaal vroeg men 49.452,- vermeerderd met 1.000,- voor begrafeniskosten. Een fors bedrag en later zou de secretaris generaal van het ministerie van Buiten landse Zaken schrijven: Reeds dadelijk kwam mij de gevraagde vergoeding veel te hoog voor, zoodat ik aarzelde den eisch 91

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 95