-- Afb. 7. Beerseweg 26. Door de vele problemen was het op de Zeeuwse boerderijen een komen en gaan van pachters en zetboeren, zoals ook hier voor is geschetst. De eindconclusie van Ringrose en De Vooys is dan ook scherp maar zonneklaar: Men kan zonder over drijving van een droevigen, doch leerzamen lijdensweg spreken, dien dit in 1911 met zooveel energie, doch weinig inzicht opgezet Zeeuwsche ontginningsbedrijf sindsdien heeft moeten afleggen. Belangrijke rol Martien Rijk hoorde binnen zijn familie vergelijkbare verhalen: Mijn vader ging wel eens weken, misschien wel maanden, ploegen in Diessen om zijn broer - Adri- aan Rijk - en zwagers - Jan van Eijkeren en Adriaan van den Dries - te helpen. Ik begreep van hem dat de Diessenaren door gaans niet zo gecharmeerd waren van die Zeeuwse boeren die maar liefst met rond de 70 paarden kwamen werken in de grond die ze slecht kenden; gezegd werd dat zij niet goed begrepen dat Brabantse zand- en moe rasgrond nogal sterk verschilt van Zeeuwse klei. Niettemin staat het voor mij als een paal boven water dat de Zeeuwse pioniers een zeer belangrijke rol hebben gespeeld bij de ontginningen in Diessen. De Diessenaren zelf durfden of konden het niet aan en dus moest er geld en initiatief van elders komen. Veelzeggend is dat het inwonertal Afb. 8. Beerseweg 6. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2015 | | pagina 10