Afb. 5. Wapening van de stempelbalken tus sen de schutkolkmu- ren. was energie voor nodig; er werden twee scheepsstoomketels en twee scheepsstoom- machines opgesteld. De bouwput was naar Nederlandse maatstaven ongekend groot. En de bemaling was een probleem: de hy- drogeologische kennis was beperkt; men wist, ondanks proefboringen (en dat waren er niet veel) niet hoe zand- en kleilagen zich verhielden, en hoe dik en (ondoorla tend ze waren. De pompen waren ook niet zo geavanceerd als nu. In de jaren twintig zou het grondwater dan ook weer opspelen - het was een argument te meer voor een meer wetenschappelijke benadering van de waterbouwkunde. Na het bemalen kwam het heien. Daarna kwamen de damwanden. En toen schoot het even niet meer op; de arbeiders legden het werk neer. Overleg volgde; men kon weer aan de slag. Nu was het tijd voor het aanbrengen van de grootste noviteit: stalen sluisdeuren van 16 meter lang op rolla gers. Tot dan toe kende men alleen houten sluisdeuren en die konden maar naar één kant keren. Daar had men dus altijd twee en soms wel drie stel voor nodig. De stalen deuren konden naar beide kanten keren, en dus was er maar één stel van nodig. Maar niet daarom werden ze gekozen. Het voordeel ervan was de breedte van hun oppervlak: in Wemeldinge waar een brug nodig was, konden ze goed belopen worden. Die grote deuren konden niet zomaar in het water worden gehangen. Ze moesten onderaan houvast hebben, terwijl ze tege lijk beweegbaar moesten zijn. In Duitsland waren ook deuren gebouwd in sluizen die vanwege de wisselende waterstanden naar twee kanten moesten keren. Daar liepen ze over stroeve banen, en dat kostte veel ener gie. In Hansweert - het was een creatie van zowel Kempees als Ringers - bewogen de deuren op gelagerde rollen. Dat was nieuw. Zo werd de sluis in Hansweert (en zijn broertje in Wemeldinge) een serieus alter natief voor zeesluizen en riviersluizen daar waar de waterstanden wisselend waren. Na dit alles kwam de vraag naar de ener gie aan de orde. Hoe moesten de deuren in beweging gebracht worden? Daar lag een plan voor klaar. Ringers' collega, ir. M. C E. Bongaerts, had een hydropulsor ontworpen die de getijverschillen zou omzetten in de energie nodig om de deuren in beweging te brengen. Ringers voegde daar een plan aan toe: hij wilde ook energie opwekken door middel van waterkracht, maar in zijn plan zou het getij eerst een hydropulsor aandrij ven, die het water naar een hoger geleden bassin zou sturen. Vandaar uit zou het worden afgelaten door een waterturbine die met een generator zou zijn verbonden. Zo zou mechanische energie naar elek trische energie worden omgezet. Met de elektrische energie zouden de deuren dan bewogen en de sluis verlicht worden. Door 14

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2015 | | pagina 16