Afb. 1 en 2.Vrijgelote lotelingen voor mili taire dienst. (Collectie A.F.R van Opdorp.) van zijn ouders. Een provincie werd daar voor ingedeeld in militiedistricten van circa 100.000 inwoners, die vervolgens werden ingedeeld in ieder tien kantons. Er werd geloot per kanton. In 1922 werd de Dienstplichtwet ingesteld en was de Nationale Militie als zodanig verleden tijd. De registratie van jonge mannen voor de dienstplicht ging echter gewoon door en er zijn dan ook militieregis- ters tot en met het jaar 1941 te vinden. De loting voor de Nationale Militie verliep volgens een nauwgezet administratief sys teem. In de meeste gevallen zijn er daarom meerdere registers terug te vinden: een inschrijvingsregister, twee alfabetische naamlijsten en twee lotingsregisters. Lotingsregisters verschillen soms van el kaar. Dat komt vooral door de wijze van loting. Bij elke loting werd het aantal num mers afgestemd op het aantal ingeschre venen. In eerste instantie moest iedere loteling zelf een lotnummer trekken en bepaalde hij zo zelf zijn lot. Dit was echter een tijdrovende methode, waarbij ook fou ten gemaakt konden worden. In 1928 werd een ander lotingssysteem ingevoerd, waar bij niet iedere ingeschrevene afzonderlijk een lot moest trekken, maar slechts één lotnummer werd getrokken. Dit nummer werd gekoppeld aan het nummer van het inschrijvingsregister. De overige lotings nummers werden vervolgens op volgorde van inschrijving toegekend. (Bron: www. militieregisters.nl 23

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2015 | | pagina 27