armlastigen. Job Janssen Hoemaker kan namelijk niet als zodanig worden aange merkt. Zijn grafsteen is daar een duidelijk voorbeeld van. Hij zal ziek geweest zijn en had een vorm van verpleging nodig die hij thuis niet kon krijgen. Behalve dat Jacob Hoemaker verklaart aan het klooster zeven gulden schuldig te zijn als betaling voor de verpleging van zijn vader, wordt tevens het kussen, de wollen deken en een paar slaaplakens, die onsse vader ghebesicht heeft, als extra vergoe ding aan het klooster beschikbaar gesteld. We kunnen daaruit opmaken dat deze voorwerpen gebruikt konden worden voor armlastigen, die eveneens ter verpleging opgenomen zouden worden. Een reden te meer om aan te nemen dat de opname van Job Janssen Hoemaker geen uitzondering is geweest en dat de functie van Godshuis in de betreffende periode van het bestaan van het klooster Jeruzalem een structureel karakter had. Bij Dekker en Kruisheer lezen we: Een hos pitaal, waarvan een ziekenzuster het hoofd zou zijn geweest, blijkt het klooster nooit te hebben gehad. Deze nu achterhaalde uitspraak is gebaseerd op het visitatierap port van Soeteman Jacobszone de Beere, priester en kanunnik van Sint Lievens- monster te Zierikzee, die in 1502 statuten voor het klooster opstelde. Er werd toen bevolen een gastenkamer in te richten. Die was bestemd voor het herbergen van de persoonlijke relaties die de zusters kwa men bezoeken: ...zoe beveel ic u allen, dat ghij sult hebben een ghemeen gastcamere, die welke bij u ende mij begrepen ende or dineert is, daer ghij u gasten en vrienden in moecht eerlick tracteren, 't sij mannen 't sij vrouwen van eeren die u over comen 8) Met het tevoorschijn komen van (het af schrift van) de schuldbekentenis is duide lijk geworden dat het functioneren van de kloostergemeenschap gedurende de laatste periode van het bestaan van het klooster tevens een andere, meer op de buitenwe reld gerichte dimensie heeft gekend. Afh. 4. Het geploegde kloosterterrein, waar nog regelmatig puin en fragmenten van de leien dakbedekking worden gevonden. (Foto M. de Goffau, 1978). Met dank aan de heren J.M. Karelse te Gorinchem voor het feit dat hij ons attent heeft gemaakt op de betreffende veilingcata logus en F.H. de Klerk van het gemeentear chief Goes voor de nuttige aanwijzingen. Noten: 1. C. Dekker en J.G. Kruisheer, Het victorinnenklooster Jeruzalem te Biezelinge 1246-begin 17e eeuw, Odijk/ Maarssen, 1973, pag. 82. 2. E.B. Swalue, Het voormalige nonnenklooster Jerusa- lem te Biezelinge, in Zeeuwsche Volks-Almanak voor het jaar 1843, Zierikzee, 1843, pag. 30. 3. Als noot 2, pag. 27. 4. G.J. Lepoeter, Het Victorinnenklooster Jeruzalem te Biezelinge. Enkele aanvullingen op eerdere publica ties, in Historisch jaarboek voor Zuid- en Noord-Beve land no.4 1978, Goes, 1978, pag. 37-46. De vondst van de grafsteen op het kloosterterrein werd vermeld in de courant De Zeeuw van 16 november 1916. 5. Als noot 1, pag. 78, 151. Het door de laatste priorin Katarina Meskens naar Antwerpen overgebrachte kloosterarchief werd in 1612 geïnventariseerd door de Antwerpse notaris A. Jodoci. 6. Veiling 21 november 2014 van The Romantic Agony Book Auctions, Brussel, catalogus kavel 409. Verkocht voor 220,-. 7. Als noot 1, pag. 77. 8. Als noot 1, pag. 47, 133. 33

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2015 | | pagina 37