-12- Sy smoort het vyer in d'asch, de kaersen in het vet, En vanght noch heel de nacht een uyltjen in haer bedt. De son gaf korts den dagh: de luyden zijn geresen; Maer eer dat dese daet kond' elders kenbaer wesen, Soo had de Borger-Heer, een man van goet beleyt, De rechters opgemaeckt tot voordeel van de meyt. De saeck en leed geen last, de minst-geleerde Schepen, Te Leuven noyt geschaeft, te Leyden noyt geslepen, Soo dom, soo stijf, soo stom als yemant immer was, Bekende dat hy noyt voor haer een straffe las. De knecht sprack slecht en recht. De dief wert doot verwe sen, De maget vry geseyt, en over-al gepresen; De dief kreegh noch een graf, maer op het galge-velt, De maeght haer eersten loon nu ick haer heb gemelt. Ick, die noyt mijne stadt, noch hare vrome daden Sal laten ondergaen met jaren overladen, Belast met ouderdom; die mijne jonge pen Sal houden in de jeught soo langh als icker ben. H. Uil. Noten: 1. Gebruikt is de tweede druk, uitgegeven te Dordrecht in 1643, bladzijden 271-275. 2. Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel I, Leiden, 1911, kolom 327-329. 3. De Vroedschap van Zierikzee van de tweede helft der 16e eeuw tot 1795 door P. D. de Vos. Middelburg, 1931. Bladzijde 122. DOOPSGE ZINDE NINZ EELAND Onder de titel "Voortrekkers en stilstaanders; vijftien generaties dopers leven in Zeeland" wordt van 10 no vember 1975 tot en met 17 januari 1976 in het Rijksar chief in Zeeland, St. Pieterstraat 38 te Middelburg een tentoonstelling gehouden over de geschiedenis van de Doopsgezinden in Zeeland. Deze tentoonstelling wordt georganiseerd door het Rijks archief in Zeeland in samenwerking met de Doopsge zinde Historische Kring, naar aanleiding van het feit dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1975 | | pagina 12