-9- DE DAPPERE DIENSTBODE VAN BURGEMEESTER DE HUYB ERT_._ In het werkje "Van de Wtnementheyt des Vrouwelicken Geslachts" van de Dordrechtse dokter Johan van Bever- wijck (1594-1647), verschenen in Dordrecht in 1639 en 1643, verhaalt de schrijver onder andere over de "kloeckmoedigheyt" van de vrouw. Aan de hand van ver schillende voorbeelden toont hij de moed van de vrouw aan. Bij al deze voorbeelden haalt hij ook een voorval aan uit Zierikzee (1 Johan van Beverwijck was in 1626 voor de tweede maal gehuwd met Elisabeth de Backere, die geboren was in Zierikzee (2). Haar neef was Paulus de Huybert, on der meer raad, schepen en burgemeester van Zierik zee (3). Op een nacht brak een dief een venster open in het huis van de Zierikzeese burgemeester aan de Oude Haven. Om beter te zien probeerde hij een kaars aan te steken bij de haard, waar hij in de kolen blies. De dienstbode, die in de keuken sliep, was wakker geworden en be greep dat ze te maken had met een dief. Ze kwam voor zichtig uit bed en greep een stuk brandhout. Ze gaf daarmee de dief "soo grooten slagh op 't hooft, dat hij niet meerder van doen hadde" en dood bleef liggen. De Zierikzeese kenau begaf zich naar de kamer van de burgemeester en vertelde hem het gebeurde. De bur gemeester gaf de volgende dag de zaak aan bij het ge recht, "die het met verwondering aanhoorden, de meyt presen, ende den dief op 't galgenvelt deden bren gen". De burgemeester maakte er het volgende gedicht op: Een maeght van Zierick-zee, met min als niet belaten, Maar echter niet gesint te dwalen achter straten, Te leven op den schoy, en metten bedel-sack, Gingh liever in den dienst, en koos het ongemack. Sy was in volle jeught en in de beste jaren Bequaem om Vrouw te zijn, en met een man te paren. Haer trouwe was bekent, en sy was rap ter handt, Sulcx is sy stracx gewilt by d'eerste van het landt. De grootste van de stadt die willen haer vertrouwen Haer kinder s by te zijn, haer huysen op te houwen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1975 | | pagina 9