- 161 -
schijnselen. De Zierikzeese periode van Isaac Beeckman
heeft daar een aandeel in geleverd.
(Een uitvoeriger verslag is afgedrukt in de Zierikzeesche
Nieuwsbode van vrijdag 17 mei 1985.)
NOGMAALS: KRABBENDIEKE EN PADDULVE TE BROUW
(eerste gedeelte in Mededelingenblad nr. 52, p. 148 e.v.)
Te bewtijfelen valt overigens of de dijk, genaamd Krab-
bendiekein eerste instantie zijn naam dankt aan een
eventuele verhoging of ophoging. Uit de jeugdherinnering
van „Bêênekluuver" (J.G. Jonker)waar zowel mijn verkla
ring als Kuipers' reactie zijn ontstaan aan te danken
heeft, blijkt duidelijk dat de dijk waarvan de Brouwse
jongens „padje-slierden", Krabbendieke zonder meer heette.
Het zou wel zeer gekunsteld zijn te veronderstellen dat
eerst een ophoging van de kruin die naam gedragen zou
hebben en die pas later overgegaan zou zijn op de hele
dijk, ook al is bij uitbreiding van betekenis veel moge
lijk.
Met de interpretatie die dr. Kuipers geeft van het eer
ste deel van de samenstelling Krabbendieke, „krabben",
ben ik het geheel oneens. Bij de met -dijk samengestelde
woorden zijn er in het algemeen Nederlands maar zeer wei
nig te vinden waarvan het eerste lid een werkwoord of
werkwoordsstam is. Naast zeedijkrivierdijkinlaagdijk,
kanaaldijkslaperdijkbinnendijk, buitendijkringdijk
(om slechts enkele voorbeelden te noemen!) ontdekte ik
slechts de Afsluitdijk als voorbeeld met een werkwoords
stam als eerste deel en het is zo goed als zeker dat de
ze naam 1930 met opzet gekozen is om de functie van
deze dijk duidelijk te maken. Daar komt nog bijdat ik
in onze zuidwestelijke delta en de onmiddellijk daaraan-
grenzende gebieden talloze voorbeelden van dijknamen kan
noemen waarvan het eerste lid alleszins anders geïnter
preteerd moet worden dan als werkwoord(sstam)Alleen al
op Schouwen-Duiveland vermeld ik hiervan de volgende: