Het kwam natuurlijk ook voor dat het zagen niet zo vlot ging, omdat de boom begon te nijpen. Dan werd een wig of keg in de zaagsnede geslagen om dat nijpen op te heffen, (fig. 9). Een van tijd tot tijd werd ook de zaag van een vettig laagje voorzien met de „pezerik". Waren alle afgeschreven planken gezaagd, dan werden ze in het water gelegd, soms twee a drie jaar om krimp te voorkomen. Uit het water gehaald werden ze met de bollekant naar boven op elkaar gestapeld, met latjes er tussen om te drogen. Het zaagsel dat onder de boom lag werd voor een dubbeltje per zak verkocht aan de slager, die er zijn hammen mee rookte. Tijdens de schafttijden werden de meegebrachte boterhammen aan de tafel van de wagenmaker opgegeten en werden allerlei nieuwtjes en verhalen verteld van wat er gebeurd was in de omliggende dorpen. Tijdens die verhalen spitsten de kinderen vaak hun oren bij vertellingen welke niet altijd voor de zeer jeugdigen bestemd waren. Maar de schafttijden waren voor iedereen gezellige momenten. Het iepen- of olmenhout werd gebruikt voor de wagenmakerij. Het essenhout, dat bijzonder taai en sterk is, diende meestal voor het maken van zwingen, disselbomen, stelen voor vorken en bijlen en andere werktuigen. De boomzager moest met zijn werktuigen van de ene naar de andere wagenmaker trekken. Zijn materiaal werd dan op een boerenwagen geladen en daarmee vervoerd naar de volgende bestemming. Zodoende moesten verschillende werktuigen uit elkaar genomen kunnen worden. Daar was rekening mee gehouden, want die werktuigen kon men met bouten en moeren gemakkelijk monteren en demonteren. Het kleinere materiaal als keggen, de bus met zwartsel, bijl, hamer, waterpas, krammen, enz. ging in de gereedschapskist. Het boomzagen was een beroep dat meestal in de herfst of winter werd uitgeoefend, omdat dit werk in de zomer veel te vermoeiend was. Dat wist ieder die bij dat beroep betrokken was en iedereen hield daar dan ook rekening mee, zodat de wagen- of rijtuigmakers steeds voldoende materiaal voorhanden hadden om ook in de zomermaanden door te kunnen werken. Was de zaagtijd voorbij, dan werd al het materiaal grondig geïnspecteerd, de kraanzaag werd in de zaagstoel of scherpstoel weer scherp gevijld voor het volgende seizoen, (fig.10) fig10 242

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1991 | | pagina 32