de breedte. Men ontwierp rechte straten en enkele dwars er op. Natuurlijk werd het geheel ommuurd, met daarin vijf poorten. In 1380 kon met de bouw van de kerk op een plein in het midden van de stad worden begonnen. In 1440 was die voltooid. Zo ziet het er tenminste uit op de kaart van Jacob van Deventer die hij, toen in Spaanse dienst, in 1560 tekende. Er is weinig reden om aan te nemen dat er in de voorafgaande jaren veel was veranderd. Aan de Spaanse tijd heeft Naarden overigens afgrijselijke herinneringen. De stad was in 1572 in een situatie tussen hamer en aambeeld terecht gekomen, in dit geval tussen Geuzen en Spanjaarden. Als een van de eerste Hollandse steden werd het door laatstgenoemden geplunderd en uitgemoord. Bovendien werden de stadsmuren geslecht en de grachten gedempt. Ook nu besloot men tot wederopbouw van stad en vesting. Dat kostte de ontredderde stad veel geld en energie en dat in een onzekere tijd. Uiteindelijk werd de financiering aan Amsterdam overgedragen, dat waarschijnlijk belang hechtte aan militaire dekking in het Z.O. De bouw heeft tientallen jaren geduurd. Er werd een vestingplan ontworpen en men bracht vooruitstekende driehoekige bouwsels aan, de bastions of bolwerken. Die moesten het mogelijk maken om het tussenliggende terrein met musketvuur te bestrijken. Met vijf bastions kreeg de vesting de vorm van een vijfhoek. Later bouwde men ook schansen en forten buiten de stad, maar Amsterdam, dat bezetting door een eventuele vijand duchtte, werkte daarin tegen. In het rampjaar 1672 kreeg men daar spijt van: Naarden viel zonder slag of stoot in de handen van de Fransen en die aarzelden niet om de vesting naar hun inzichten te versterken. Dat belette Willem III overigens niet de stad na een kort beleg in 1673 in te nemen. Willem III gaf na de inname opdracht een nieuwe vesting te bouwen. Dat wordt dan het complex zoals wij het nu kennen. Het kreeg de vorm van een bijna regelmatige zeshoek. Er werden zes bastions gebouwd, een bemuurde hoofdwal en vijf bemuurde ravelijnen (eilandjes in de vestinggracht). Overal waren plaatsen waar geschut kon worden opgesteld. In het complex konden 4000 man voetvolk en 400 paarden worden ondergebracht. Kosten na voltooiing in 1685: twee miljoen gulden. Er waren maar twee poorten, één aan de Amsterdamse kant en één aan de Utrechtse kant. Dat heeft de inwoners wel eens een opgesloten gevoel gegeven! Natuurlijk zijn er in de stad allerlei gebouwen (geweest) die een ondersteunende vestingtaak hadden. Het Groot Arsenaal staat er nog, met aangebouwd het Klein Arsenaal; in het Turfmagazijn is nu een restaurant gevestigd. De stad zelf mag er overigens ook wezen. Er zijn veel beeldbepalende gevels uit de laatste eeuwen overgebleven. Het prachtige stadhuis in Hollandse Renaissance stijl 245

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1991 | | pagina 35