en aan zoveel, wat mij als lief en dierbaar
in mijn herinnering is bijgebleven.
Als dan op deze mooie augustusmorgen ik
mijn weg nam langs die smalle straatjes
met die oude huisjes, alles zo oud en toch
zo mooi in het heerlijke zonlicht, was de
stemming er al heel spoedig in, en terwijl
de klok voor de tweede keer luidde, kwam
ik de kerk binnen en werd mij een plaats
aangewezen.
Ik trof het... Mijn plaats was die van
„notabele", vlak voor den preekstoel; een
beste plaats, waarvan ik heel de kerk kon
overzien.
De indruk welken deze eerste ogenblikken
op mij maakten, kan ik moeilijk
weergeven!
Bewogen dacht ik aan het vele, dat in die
veertig jaren in „mij" was veranderd en
hier was alles nog als toen! hier scheen het
of de tijd geen invloed heeft, of alles is
bewaard en gespaard gebleven! - Alleen het
oude kleine orgel had plaats gemaakt voor
een groter, een nieuw, - maar de preekstoel
en de plaatsen van ouderlingen en
diakenen waren onveranderd, alle andere
zitplaatsen eveneens.
Het scheen of alles er in die tijd mooier en
frisser op geworden was, wat te verklaren
is door het feit, dat van preekstoel en
ander houtwerk de verflagen waren
verwijderd en nu een mooi gebeeldhouwd
donker eikenhout lieten zien.
Naar gelang de mensen binnenkomen is
het mij vreemd er niet één van te kennen.
Als ik vroeger de godsdienstoefening
bijwoonde, kende ik bijna iedereen.
Hoe anders nu!
De plaatsen van Vader en Moeder en waar
ik vroeger altijd zat, waren alle bezet. Ach,
hoe vele maten zullen deze plaatsen sedert
het bestaan dezer kerk wel verwisseld zijn
van eigenaar? Zie, daar wordt de kleine
deur achter de preekstoel geopend en de
dominee, gevolgd door enkele leden van de
kerkeraad, komt binnen. Net als veertig
jaar geleden - statig en deftig - wéér
eerbiedwaardige mannen, net als toen,
maar andere mensen en nieuwe geslachten!
Als alle zitplaatsen zijn ingenomen, het
geschuifel ophoudt en ik mijne ogen laat
gaan in deze ruimte, kan ik niet nalaten te
zeggen: „wat is deze kerk mooi!"
Geen kale witte muren, geen onnodige
grote ruimte! Zij heeft iets intiems, iets
rustig - en als dan in deze morgenuren het
heldere daglicht dit alles omspeelt en het
orgel plechtig zijn „praeludium" doet
horen, wordt het stil in mij... heel stil - en
kom ik meer en meer onder de indruk van
de ernst en de vroomheid van deze
omgeving en de waardigheid van dit
gebouw, 't welk al meer dan drie eeuwen
over zich heen zag gaan en waarin de
geslachten en geslachten, die hier gekomen
zijn en gegaan, het hebben gewijd en
geheiligd!
Ook in het leven van mijne grootouders,
van Vader en Moeder, en ook van mij zelf,
was deze kerk, bij gewichtige
gebeurtenissen, de stille getuige!
Hier - voor de preekstoel - stonden op 15
april 1863 Vader en Moeder, als bruidegom
en bruid - de handen inéén, Gods zegen
afsmekend voor hun huwelijk.
Daar - meer naar rechts - zijn wij allen,
broers en zusters gedoopt.
Daar zat ik, toen ik als lidmaat ben
bevestigd!
O, hoe wèl is het mij en hoe dankbaar
stemt het mij, nu ik na zoveel jaren, dit
alles mag aanschouwen en herdenken! Met
weemoed en ontroerd denk ik aan allen,
die met mij hier zo vaak zijn geweest en
nu al tang niet meer zijn! - aan allen, wier
genegenheid en liefde een plaats in mijn
hart hebben achtergelaten! - en vanzelf
dwalen mijne gedachten naar Vader en
Moeder en dan...:
(de schrijver blikt terug op het harde leven
van zijn moeder, die op 36-jarige leeftijd
overleed. Negen kinderen kreeg ze, waarvan
er vier op jeugdige leeftijd stierven. Met
ontroering denkt hij terug aan haar
sterfbed. Vader mocht een hoge ouderdom
bereiken. Hij was een plichtsgetrouw man,
die van vroeg tot laat voor zijn gezin
274