verbreken. Dit was voor Hermann onmogelijk, het bestaan van dit meisje was immers met het zijne samengeweven. Hij hoopte dan ook het gebeurde met Hubert Smulders te kunnen verge ten en vergeven. Hij wilde de eerste zijn om ver zoening te vragen, ja zelfs haar smeken de tus sen hen bestaande band niet te breken. Alleen deze avond zou daar niets meer van komen. Na weer een slapeloze nacht bevond hij zich 's donderdags morgens alleen met Kaatje en op zijn vraag om alles te vergeten en te vergeven, was een ruwe weigering het antwoord. Het pistool Nu het verlof van Hermann ten einde raakte en hij op 14 september terug naar Haamstede zou moeten keren, wilde hij eerst mevrouw Lokker de laatste acht dagen kostgeld betalen. Wezenloos wachtte hij in de gelagkamer haar komst af, toen Kaatje plotseling tegen hem zei: "Gekke, waanzinnige vent, ik wou dat je maar weg was." Maar Hermann liet zich zo maar niet uit het veld slaan en vroeg Kaatje of ze zin had om nog één keer mee naar de kermis te gaan. Ze weigerde en zei dat ze niet in de herberg gemist kon worden. Bedroefd vroeg hij haar toen of ze hem vijf gul den wilde lenen, maar dat weigerde ze eveneens en verwees hem naar haar vader. Later die mor gen vroeg Hermann om vijf gulden aan Charles Smulders, die hem geen geld kon lenen, omdat zijn broer Hubert de sleutel van de koffer had waarin hun geld opgeborgen was. Op de vraag waar hij dit voor nodig had, antwoordde Hermann, dat hij iets bijzonders wilde gaan kopen. Aan Hubert wilde hij, nadat hij hem in de armen van zijn meisje had gezien, liever niet om geld vragen. Hierna vertrok hij naar Haamstede en vroeg aan zijn collega Adriaan Lambregtse om tien gulden. Hij vertelde dat hij door de familie Lokker nu slecht behandeld werd en ineens kostgeld moest gaan betalen, terwijl hij de andere weekenden altijd voor niets bij hen had mogen logeren. Lambregtse was bereid te helpen en leende hem vier rijksdaalders. In plaats van naar Brouwershaven te gaan, ver trok Hermann naar Zierikzee en in deze stad ging hij naar de wapenhandelaar Broodmans. Aan de winkelbediende Willem van Schelven vroeg hij om een revolver. Toen bleek dat deze meer kostte dan hij bij zich had, kocht hij voor drie gulden twintig een tweeloopspistool en voor veertig cent kruit, slaghoedjes en kogels. Omdat de puntkogels die Van Schelven hem toonde te groot voor het pistool waren heeft hij ze voor Hermann op maat gevijld. De moord Na deze aankoop ging Hermann terug naar de herberg in Brouwershaven. Daar aangekomen bleef hij een hele tijd waanzinnig ronddwalen. De personen die hem zagen zeiden tegen elkaar dat hij krankzinnig geworden was. Toen hij later wat rustiger werd ging hij bij Van lersel zitten en vertelde hem dat hij van plan was om de volgende dag zelfmoord te plegen. Van lersel schrok hiervan en probeerde hem dit dwaze plan uit het hoofd te praten: "Hermann, bedenk dat er een oordeel bestaat, dat gij u zei ven voor eeuwig ongelukkig en uwe famielje tot schande maken zult." Hermann verzocht hem daarop om er met nie mand over te praten, maar Van lersel zei dat hij niet aan dit verzoek kon voldoen. Nu zat er voor hem niets anders op dan zijn plan te laten varen en hij beloofde een ander meisje te zullen zoe ken. Hoewel Hermann nooit sterke drank gebruikte, dronk hij nu een paar borrels. De nacht van 1 5 op 16 september heeft hij geen oog dicht gedaan en om half zeven 's morgens was hij al uit de veren. Met het geladen pistool in zijn binnenzak ging hij naar beneden en begaf zich naar de gelagkamer. Toen even later Hermann, Kaatje, haar moeder en een der gebroeders Smulders aan de ontbijt tafel zaten, kon Hermann geen hap door zijn keel krijgen. Op het eind van de maaltijd hebben Kaatje en haar moeder hem duidelijk gemaakt, dat de verkering tussen hen beide uit was. Hermann wilde dit niet geloven en toen mevrouw Lokker en de inmiddels gearriveerde werkster Wilhelmina van de Broeke naar de keu ken waren vertrokken, ondernam Hermann nog een laatste poging tot verzoening. Hij vroeg Kaatje of ze bij haar voornemen bleef en toen ze dit bevestigde vertelde hij dat hij dan nu maar van plan was een einde aan zijn leven te maken. Toen Kaatje dit hoorde zei ze heel sarcastisch: "Indien gij dat doet, dan zal ik er nog om lachen." 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1998 | | pagina 48