De bescheiden kerktoren, aan de westzijde, is deels ingebouwd. Twee haaks geplaatste steun beren schragen de torenromp. Een boogfries ondersteunt de iets overkragende torenkap en smalle blindnissen verlevendigen het muurwerk van de toren. Aan de klokkenbalk van de toren hangt een naoorlogse luidklok, de opvolgster van de in de Tweede Wereldoorlog zoekgeraakte luidklok van de Amsterdamse klokkengieter Pieter Vermaten uit 1701. Op de achttiende- eeuwse tekening is een zonnewijzer aan de zui delijke muur zichtbaar, een voorganger van het torenuurwerk. Graafwerk in het kader van de restauratie legde de fundamenten bloot van een kapelachtige uitbouw aan de zuidwestkant van de toren (zie illustratie). Tegen de zuidzijde van het schip stond tot de restauratie de aanbouw uit 1840, die diende in de vorige eeuw als school en later deels als con sistorie- en catechisatieruimte en als gemeente huis. Blijkens de achttiende-eeuwse afbeeldingen heeft in de zuidwestelijke hoek van schip en zui dertransept een aanbouw met lessenaarsdak gestaan, vermoedelijk een consistorie. Het grote, driezijdige gesloten koor is iets hoger dan het schip. Aan de noordzijde van het koor, werden de fundamenten van een sacristie gevon den. In de topgevel van het noordertransept - het authentieke transept - bevindt zich boven het spitsboograam een rond oeil-de-boeuf, dat zorgt voor lichtinval in de transeptzolder. Volgens de beide achttiende-eeuwse afbeeldin gen was in de gevel van het zuidertransept een dergelijk raam niet aangebracht. In de gevels van nog bestaande middeleeuwse kerken in Zeeland is dit type raam vrij zelden gebruikt. Aan de oostzijde van het noordertransept valt een spits boog te zien, die men ook in de oostelijke muur van het gereconstrueerde zuidertransept heeft aangebracht. Op het torendak staat een weer haan en op het koordak een smeedijzeren dak kruis. Interieur Een houten tongewelf is de zoldering van schip en koor. De gewelven van noorder- en zuider transept en van het portaal onder de toren zijn stenen kruisribgewelven. Het gewitte interieur van het gebouw wordt gekenmerkt door een De kerk gezien vanuit het zuidwesten, in de achttiende eeuw. In plaats van met een uur werk was de toren toen uitgerust met een zonnewijzer. (Bijgeschilderde tekening door onbekende vervaardigd in de 18de eeuw. Foto van reproductie bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist) indrukwekkende soberheid, die alleen door de galerij met sierlijke orgelkas en balustrade wordt doorbroken. Tot de restauratie van 1954 '55 zette echter de aanwezigheid van de tegen de koormuren opge stelde kerkbanken en van het klankbord van de kansel het interieur van de Noordgouwse kerk nog meer luister bij. Over de bekoring die moet zijn uitgegaan van een koor met een symmetri sche opstelling van het kerkmeubilair (grote eikenhouten banken tegen gekalkte muren) hoeft geen twijfel te bestaan. Verplaatsing en verwijdering van kansel en banken hebben wèl het zicht op het zestal nissen in de koormuren mogelijk gemaakt. De eikenhouten kansel en de overgebleven herenbank dateren uit de zestiende of zeventiende eeuw. De met renaissance-snij- werk gedecoreerde preekstoel kreeg na de voor gaande restauratie zijn huidige plaats aan de noordzijde van de overgang van schip naar koor. Waarschijnlijk vond de architect het klankbord op de nieuwe plaats van de kansel gezichtsbe lemmerend, en liet hij dit onderdeel daarom ver wijderen. Blijkens de kostersinstructie van 23 december 1769 en het rond 1800 aangelegde zitplaatsen- register, stonden er in genoemde jaren 17 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1999 | | pagina 10