verdiende de stamper 3 gulden en 10 stuivers per 1000 kg verwerkte meekrap. De droger ver diende meer, namelijk 4 gulden per 1000 kg. Bij een ingebracht tonnage van 100 ton waren de inkomsten van deze twee functionarissen tus sen de 350 en 400 gulden per seizoen. In verge lijking met hen verdiende de onderman 5 gulden en 8 stuivers per week (hij was circa 30 weken per seizoen werkzaam in de stoof), zijn knecht 3 gulden en 12 stuivers, de op- en afdoeners en de mandenlaadster 1 gulden en 16 stuivers. Ook kende men nog een "drijver", deze verdiende 14 stuivers per 1000 kg verwerkte meekrap. inventaris stoof in 1826 De inventaris van alle gereedschappen die voor handen waren op 4 april 1826 zag er als volgt uit: "20 wannen die met reparatie bruikbaar kunnen gemaakt worden, 1 houte blokwanne, 3 roerschoppen, 2 sclotboomen, 1 palmstok, 1 uitschepstok, 1 uitschepstok voor het plankier, 1 kraauwer gebruikt wordende bij het vullen, 1 loentje en plunkje om de kuipen te slechten, 2 distels en tonnes, 20 lakken, 1 asch wanne, 2 vuurtangen, 1 paard in den asch, 7 rieken, 2 mesthaken, 2 ijzere en 2 houte rijven, 5 vluij- ers, 2 goede kiemmanden en 7 onbruikbare, 5 platte schoppen, 1 ovenscheel, 2 handvegers en 2 borstels, 6 lampen, 1 onbruikbare blikke putketel, 1 onbruikbare blikke vuilensblik, 1 reep en 1 oploop, onbruikbare valtouwen, 2 kruiwa gens, 1 onbruikbare loete, 2 schuurzeeften, een van onbruikbaar, 1 krapzeeft voor het plankier, 7 zeeften op den dorschvloer, 1 garsten zeefte, 1 olieton, 1 lamptaren". Grondvlakken van de meestoof Welland en het bijbehorende stamphuis op een kadastrale kaart van Noordwelle uit de negentiende eeuw (Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Historisch - Topografische Atlas) 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 1999 | | pagina 21