De noordkant van de Zierikzeese Meelstraat met het stadhuis in 1743. Tot om en nabij 7 770 was
de weeskamer een vertrek op de zolderetage van het gebouw. Vanaf die tijd bevond deze zich
in een uitbouw aan de achterzijde. De weesmeesters belegden in het vertrek hun vergaderingen
en borgen er hun archief. Een van de boedelinventarissen uit het archief meldt dat de overleden
drankverkoopster Stoffelina Vattekanne, weduwe van Jacobus Keetlaar, in 7 776 in
het "middenkamertje" van haar huis op de hoek van de Meelstraat en Maarstraat een "ilumineerkast
en eenig ander kinderspeeltuig" had toverlantaarn en ander speelgoed), waarmee zij mogelijk
tegen betaling de Zierikzeese jeugd vermaak bood. Zij bewoonde het derde pand van links, hier
afgebeeld met trapgevel en een met rondboogjes afgewerkte luifel
(kopergravure door J. C. Philips naar een tekening van Cornelis Pronk (1691-1759) uit 1743uit:
'Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden vervolgende de beschrijving van Zeeland' II
(Amsterdam 1753))
32