"UUT DE PEPIEREN" NIEUWE LEDEN ARCHIEFBRONNEN OVER HET DAGELIJKS LEVEN OP SCHOUWEN-DUIVELAND Toen Zierikzeeënaar Franciscus Balthazar van Hilst op 14 mei 1816 de dreef van zijn Noordgouwse buitenplaats Den Haan afreed, rende zijn trouwe jachthond het rijtuig na. Het dier, waarschijnlijk moe of beu geworden van het achtervolgen van de wagen, liep vervolgens de rest van de dag zonder het voorgeschreven "kruisblok" aan de poten te struinen langs de wegen en door de bossen van Noordgouwe. Dit kwam ter kennis van de "opziener der jagt van het eerste district van de provincie Zeeland", die de hondenbezitter een bekeuring gaf wegens overtreding van artikel 24 van de wet op de jacht en visserij van juli 1814. Het werd een rechtzaak die op 30 juli 1816 dien de bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Zierikzee. Gedaagde Franciscus Balthazar van Hilst kreeg van de officier van justitie opnieuw te horen, dat hij als hondeneigenaar genoemde wet had overtreden. De officier eiste daarom een geldboete van twintig gulden, vergoeding van de proceskosten en confiscatie van het huisdier, op grond van drie artikelen van de wet. Cornelis Knape en Adriaan van Zomeren, arbei ders in dienst van Van Hilst, legden beiden een getuigenis af over de toedracht. De hond van Franciscus Balthazar had zich weten te bevrijden van de ketting "waaraan dezelve als gewoonlijk vastlag". De arbeiders verklaarden dat vervolgens grote moeite was gedaan de hond weer aan te leggen. De heer G. van Baaren te Burgh-Haamstede Mevrouw M. Bootsma en de heer G. Heutink te Nieuwerkerk Familie J. van Dijke te Nieuwerkerk De heer J. van Driel te Nieuwerkerk De heer L. J. Hartman te Brouwershaven De heer drs. M. L. van der Have te Amsterdam De heer J. W. van der Horst te Dreischor De rechtbankpresident had zich laten overtuigen van de onschuld van de hondenbezitter: "bedoel de hond" was vastgelegd maar had weten los te breken. Vermelde arbeiders van de gedaagde hadden vervolgens alles gedaan om het dier "op te vangen". Geraadpleegde bronnen - Zeeuws Archief, Rechterlijke Archieven 1796- 1838, inv.nr. 579. (tekening Saskia Eggink - du Burck) De heer M. Kolijn te Brouwershaven De heer J. van der Meij te Mijdrecht De heer P. C. Moerman te Burgh-Haamstede Familie Mol - Baken te Zierikzee De heer dr. G. H. Ritsema te Schuddebeurs De heer ds. A. Rotte te Aalten De heer A. A. van der Schee te Burgh-Haamstede 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2004 | | pagina 31