een loopbaan als officier infanterie maar het grootste deel van zijn leven belastingambtenaar.2 Zijn moeder was Johanna Christina Augusta Gaykema, een kunstenaarsdochter uit een lijn van bekwame timmerlieden die de naam droegen van een middeleeuws Noord-Nederlands edel geslacht, geboren op een voormalig buitenplaatsje aan de Haarlemmertrekvaart.3 De grootvaders Hoek en Gaykema hadden zich beiden weten te onder scheiden. Eerstgenoemde viel in zijn tijd op als een dappere, door keizer en koning geridderde beroepsmilitair en als een doortastende gevange nisdirecteur. De tweede viel op als schilder van bloem- en fruitstukken die meerdere malen lande lijke tentoonstellingen haalden, en als botanisch tekenaar wiens ingekleurde tekeningen dienden ter illustratie van een overzichtswerk van Nederlands overzeese flora en fauna en een inter nationaal tijdschrift voor de teelt van siergewassen. Jan Hoeks grootvader van moederskant en zijn vader moeten hem een en ander hebben bijgebracht op het gebied van de teken- en schilderkunst. Menigmaal zal de kleine Jan in zijn vroege jeugdja ren het vertrek in het grootouderlijk huis hebben gezien dat opa Jan Gaykema Jacobsz., die ook tekenonderwijzer was, als atelier en lesruimte in gebruik had. Met behulp van familiedocumenten en -overleveringen en andere bronnen, valt min of meer een reconstructie van deze ruimte te maken: we zien een ladekast met tekenvoorbeelden en tekenpapier, een grote tafel met potjes Oost-Indische inkt en bak jes met potloden, trekpennen, houtskool en zwart en rood krijt, die deze kamer voor de jongen tot een fascinerende wereld moeten hebben gemaakt. Ook zijn daar gipsen afgietsels van gebeeldhouwde kop pen van oude Grieken, en de tafel met het natuur stenen blad die meerdere malen was gebruikt als ondergrond voor opa's bloem- en fruitstillevens. Behalve zijn vader zullen ook andere familieleden Hoek in persoon dan wel met hun werk invloed op de jongen hebben uitgeoefend. Bijvoorbeeld zijn veelbelovende maar jonggestorven oom Philip3, die gravures op een haast fotografische manier kon nabootsen, of zijn oom Willem Hoek5, die in Frieslands hoofdstad in artistieke kringen verkeerde. En tekende zijn oom Jasper6, die was gehuwd met een familielid van de in Friesland bekende kunstschilder Otto de Boer (1797-1856), misschien ook voor zijn plezier? Nog maar veertien a vijftien jaar oud was Jan Hoek toen de achteruitgang van de gezondheid van zijn vader en diens overlijden, zijn relatief comfortabele leventje op de kop zette. Er werden voorbereidingen getroffen voor de verhuizing van Hansweert naar het Gelderse dorp Westervoort, en hij moest zijn opleiding aan de Oefenschool voor Kweekelingen te Goes afbreken om te gaan werken. Grotere voorzichtigheid met het inkomen was nodig geworden. Weduwen van ambtenaren Beurtschip Bruinisse-Rotterdam (Boompjes) met een hoogaars, lemmerjacht en sloep voor de Bruinisser haveningang. Links is de kop van de Langendam met loopsteiger zichtbaar (Jan Hoek (1860-1948), olieverf op karton; part, eigendom); foto Marieke Mandemaker) 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2005 | | pagina 19