ié verscheen in de jaren tachtig van de achttiende eeuw in Bellamy's Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart.2 De gebeurtenis uit 1770 doet erg denken aan die in het gedicht. Zij het dat de afloop minder dramatisch is: waar Roosje en haar aanbidder sterven, komen de jongen en het meisje in Westenschouwen met de schrik vrij. De onbekende schrijver lijkt het gedicht van Bellamy te hebben gekend: Waar de dichter toen de drager gevaarlijk ver in de branding was gelopen, laat roepen "Genoeg keer weer naar 't strand", laat de Zierikzeese anonymus zijn grootvader roepen "Keer om, 't is zoo mooi genoeg!" En "den ster ken jonkman met zijn lieven last" in Westen- schouwen, was misschien wel de variant op de "sterke jong'ling" die zijn "last" zoende op de heenweg door het zilte nat. Het gedicht Roosje was in de tijd van verschijning heel bekend en behield zijn populariteit tot in de vorige eeuw. Uit 1831, het jaar na het optekenen van het verhaal over het Westenschouwse uitstapje, dateert een declamatorium - een 'muzikaal gedicht' - van Bernard Koch onder invloed van Roosje. En in 1886 - het jaar waarin een jonge in Zeeland werkzame belastingambtenaar het gedicht overschreef - ver scheen een lied met pianobegeleiding van Richard Hol over het drama aan de Zeeuwse kust.3 Over gebruiken rondom vrijerij op Schouwen- Duiveland was reeds enige informatie bekend. Bijvoorbeeld het afvuren van pistolen voor het huis van aanstaande bruiden en bruidegoms zoals in Zonnemaire in tweede helft van de achttiende eeuw. Mededelingenblad Stad en Lande, nr. 97 pag. 20) Of het strooien van groen op de bruiloft te Brouwershaven, van de beruchte Abraham Maggaris alias dr. Johannes Cato Kamerling en de burgemeestersdochter Krina van der Bijl, in die zelfde tijd. Ten aanzien van de identiteit van de hoofdpersoon uit het verhaal over het dagje Westenschouwen en de optekenaar zijn enkele feiten bekend. Het docu ment is zoals opgemerkt door de huidige eigenares geërfd van haar vader, een neef van Pieter Dignus de Vos. Het is daarom aannemelijk dat dit afkom stig is uit hun gezamenlijke Zierikzeese voorge slacht. De kwartierstaat De Vos-Brandenburg had een geloofwaardige theorie over de identiteit van beide personen mogelijk kunnen maken. Echter, in betreffend genealogisch overzicht komt alleen de timmerman Hermanus Brandenburg qua geboorte- en huwelijksjaar in aanmerking voor de 'rol' van grootvader. Hij werd geboren in 1751 en is de enige in de kwartierstaat die kort na het jaar van het uitstapje in het huwelijk trad. Op 10 maart 1773 trouwde Hermanus met Levina van Zwijn- vooren, die dan een van de deelneemsters aan het uitstapje zou kunnen zijn geweest. De schrijver laat zijn grootvader opmerken dat hij in de be wuste zomer "ongeveer twintig jaar" oud was. Dit klopt wel, maar een andere opmerking over grootvaders leeftijd haalt de theorie weer onder uit. Immers, "den toen reeds 80-jarigen man" kan Hermanus Brandenburg niet zijn geweest, want die was in 1810 al op 59-jarige leeftijd overleden. SË Jacobus Bellamy (1757-1786) (Zeeuws Archief, coll. Zelandia lllustrata van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen gewassen pentekening door mr. Anthony Jan van Mansvelt (1757-1829)) 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2005 | | pagina 8