EEN SCHOUWENSCH DUINREISJE IN OUDEN TIJD Waaghals "Zwaantje", ten tijde van het vastleg gen van het verhaal "de oude heer Van der Zwaan in de Meelstraat", is de enige die met zekerheid kan worden geïdentificeerd. Het is de latere nota ris en procureur Nicolaas van der Zwaan4. Zijn echtgenote Jacoba Daane was waarschijnlijk niet het door hem gedragen meisje, want zij moet gelet op de leeftijd in haar overlijdensakte in de bewuste zomer reeds ouder dan dertig jaar zijn geweest. Tenslotte nog iets over de bewerking van de tekst. Het verhaal is als zogenaamde bronneneditie op genomen. De spelling werd gehandhaafd. Ter bevordering van de leesbaarheid is de tekst op gedeeld in hoofdstukken en werden lange zinnen indien mogelijk gesplitst. Het gebruik van lees tekens en hoofdletters werd aangepast aan de moderne taalregels. EENE VERTELLING VAN GROOTVADER Onder de oud-vaderlandsche uitspanningen is er toch geene die het van een daagje spelerijden wint, dacht ik toen een volgeladen tentwagen getrokken door twee moedige paarden, onder het raam mijner kamer voorbijrolde en nog uit de verte het geratel zijner wielen hooren deed. Tot ook dat wegstierf in den afstand die zich ver grootte tusschen het voertuig en mij. In mijne gedachten echter volgde ik het vroolijke gezelschap, genoot den heerlijken dag, klauterde duin op en rolde duin af. Kortom, vergat dat die tijd voor mij al lang voorbij was. Nog eens door leefde ik weer al de tochtjes door mij medege maakt in gezelschap van zoovelen die er niet meer waren, of die in andere luchtstreken wonende nimmer door hunne verschijning in mij de herinne ring der zonnige jeugd zouden doen herleven. Weemoed rees er in mij op bij de vergelijking tus schen het heden en het verleden, en bij de zeker heid dus al hetgeen ik mij daaromtrent herinnerde niets meer was dan: eene herinnering. Toch is mij dat herdenken zoet. Gelijk het ook mijn grootvader moet geweest zijn, die uit zijne jeugd menig voorval in prettigen trant wist te vertellen en onder andere ook een duinreisje beschreef dat mij, nu ik door den speelwagen aan zulk eene uit spanning herinnerd werd, weer even levendig voor den geest staat, alsof er geen goede zestig jaren verloopen waren tusschen het heden en het oogen- blik waarop ik aan grootvaders zijde, zijne weder waardigheden vernam. Voorbereidingen van het uitstapje Dat eenvoudig verhaaltje van den toen reeds tach tigjarigen man kwam hierop neer: Het is zestig jaren geleden, dat we in den schoonen zomer van 1770 het plan opvatten onder elkaar een duinreisje te maken. Ik was toen ongeveer twintig jaar, maar reeds met uwe grootmoeder in kennis. En behalve ons tweetjes gingen er nog zes anderen mee, die samen drie paartjes uitmaakten. Van die allen zijn er maar twee meer in leven, namelijk ikzelf en de oude heer Van der Zwaan in de Meelstraat, die geloof ik ook al in zijn vijfen tachtigste gaat, want we verschillen vijf jaar in leeftijd. We hadden, zooals ikzeide, een prachtige zomer en behoefden daarom niet op goed weer te wachten, maar konden gaan wanneer wij wilden. Op een zaterdagavond terwijl je grootmoeder in de vleeschhal inkoopen deed voor hare ouders en ik haar vergezelde, ontmoetten we daar ook een paar van de genoemde zes, en raakten we het weldra eens om nog denzelfden avond de anderen op te zoeken en voor te stellen, om maandag morgen vroeg het lang besproken tochtje te aan vaarden. Allen vonden ons plan goed, en onder druk en langdurig praten, werd het vrij laat eer ik je grootmoeder tot haar ouders' huis bracht waar mijn aanstaande schoonvader met eene lange Goudsche pijp op den bank onder den luifel nog wat genoot van den schoonen avond en den helderen maneschijn. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2005 | | pagina 9